woensdag 28 juli 2010

wedstrijdje

L’Ardennaise, Louette Saint Pierre, 24 juillet 2010, 22,8 km

Loin et lourd

Des pas durs, un curé ivre, un péquèt a la pomme et Flash paralisé par la fièvre. Voilá, les ingrédients principales de L’Ardennaise 2010.

Au depart rôdait un type avec une jupe de curé, qui controlait avec tout son énergie l’état de la pompe de bière du bar. Il jouait tellement bien son role, que on dirait que c’etait un vrai curé...

L’ardennaise était un defi d’été sur un beau parcours, on l’admet volontièrement, mais avec un denivelé respectable, lis presque ‘trail’, et un ‘track’ qui nous menait des kilomètres sur de l’herbe et cailloux. Quel horreur! Un semi- marathon costaud, alors. Pas le moment idéal pour Flash a essayer s’il etait aussi vite que d’habitude sur ‘sa’ distance, avec un handicap. Amaury avait passé une nuit de fièvre, nous avouait-il avant le départ. On croyait d’abord que c’était un tactique de compétition, mais a mi-course il était clair que le jeun’homme soufrait vraiment...

C’était le moment que Philippe prenait le tête de course dans une descente féroce. Le malin... Je ne lui ai plus revu que juste avant la dernière côte, qui était tellement cher, qu’on a du marcher, plus questión de courir...

A la fin de ce côte - ‘assasin’ on servait un péquèt, comme a Erpent cet hiver, qui goutait comme la victoire, sachant qu’on était a 500 metres de l’arrivée. Passant le tapis rouge à (presque) km 23 je voyais qu’on terminait la course presqu’ensemble, Amaury, avec un petit sprint à la fin, Philippe, content que cette agonie se terminait, et moi, tout à fait d’accord avec Philippe.

Nicole passait l’arrivée dix minutes plus tard, mais se sentait pas tellement affectée par la course que nous. Plutot inspirée. De la manière que le lendemain, Nicole courait son boucle d’entrainement, tandis que Philippe et moi nous discutions nos petits ennuis d’hier sans bouger un doigt, et Flash ronflait gai dans son lit pour passer de nouveau un jour de fièvre...

Alors les mecs: il faut considerer un peu cette stratégie de femme: on perd des minutes pendant la compétition, pour gagner des heures le lendemain!

roest

16 juli, Bocq (25 k)

Industrial running


Ik ben ruim twee uur onderweg en heb net Philippe en Nicole opgepikt voor een stevige trainingsronde. Gerommel in de lucht, voor ons, gedonder. Het lijkt op een nabije toekomst met bliksem en stevige regen. Vijf minuten later barst het los. Geheel onprettig is het niet, we zijn toch al nat van het zweet. Het is al de hele dag behoorlijk warm, al is het geen 30 graden meer, zoals de vorige week. Ik trek mijn shirt uit, vanwege een schurende tepel, en we rennen door. We kunnen kiezen: naar beneden over een steil keienpad of een afdaling door kniehoog gras, lekker zompig met dit weer. Beide geen prettige vooruitzichten. Philippe oppert een derde mogelijkheid. Als we nog een stuk stijgen komen we uit bij een gite, en vandaar moet het mogelijk zijn om door een steengroeve af te dalen.

We kijken Nicole even aan. De keuze is snel gemaakt, het wordt de steengroeve. Zeiknat komen we boven bij de gite aan. Philippe zoekt een weg door een veldje naar iets wat erachter ligt. We passeren een paar waarschuwingsborden met ‘Danger!’ en ‘Explosives!’, boeiende lectuur. Aan het einde van het veld gaapt een groot gat in de horizon. De wereld lijkt hier opeens op te houden. We staan boven een enorme afgrond, schuin links onder ons steekt een tachtig meter hoge plaat Naamse hardsteen uit het dal naar boven en wat er direct onder ons gebeurt is vanaf de plek waar we staan niet precies te zien. Schuin beneden ons zien we een soort maanlandschap, met een doolhof aan brede rijbanen voor bulldozers en zware roestige 6x6 kiepwagens. Helemaal beneden zie ik de bovenste helft van een jacobsladder uitsteken. Verder veel boeiend roest. Het is vrijdagavond, er wordt niet meer gewerkt in de mijn.

Het is alsof een reusachtig monster hier een hap uit het heuvellandschap heeft genomen, het levert gemengde gevoelens op. Aan de ene kant is het een lelijk stuk landschapsverwoesting. Natuurschoon is hier opgeofferd uit economische overwegingen. Aan de andere kant heeft menselijk ingrijpen hier een imponerend industrieel landschap opgeleverd.

We zijn er alle drie van onder de indruk en blijven in de nog steeds stromende regen even staan om het schouwspel op ons in te laten werken. Dan beginnen we aan de afdaling over de brede grindbanen. Het is een heel gepuzzel om de juiste weg te vinden in dit labyrinth. Een paar keer loopt het spoor dood op een afgrond en moeten we terug omhoog naar de laatste afslag om een andere optie te testen. Dan breekt de zon door achter ons en zien we beneden in het dal een bijna ronde regenboog verschijnen. Stralen regenwater spoelen nog steeds het zweet van onze smoelen, en wat we waarnemen is moeilijk in woorden te vatten. Inmiddels zijn we een aardig eind de mijn in afgedaald. Philippe vraagt ons later of we ook de draden in de rotsen hebben gezien, die nodig zijn voor de ontsteking van de dynamiet... Ik heb ze gemist. Helaas, want deze kennisname zou ik graag in mijn cv hebben opgenomen... Ik had meer oog voor de aanzwellende stroom naast me. De bakken regenwater zoeken een weg naar beneden en vormen een kolkende massa modderwater. We springen er regelmatig overheen op ons pad naar beneden. Diep in het dal aangekomen is de regenboog verdwenen en ook de regen houdt het voor gezien. De laatste paar honderd meter lopen we door het wagenpark en groot materieel van de mijn naar de uitgang.

Aan de overkant van de weg gaat het mijnlandschap door. We passeren een steenzagerij waar blokken steen van een paar kuub langzaam in plakken worden gezaagd. Om ons heen liggen heuvels ‘zaagafval’, grote steenhompen die gebroken zijn bij het zagen. Ruwe steen met één gladde kant. Nicole kijkt haar ogen uit, haar steenhouwershart slaat een paar slagen over. We klunen een stukje langs het hek en vervolgen onze weg via het asfalt weer naar boven, de Gayolle op, die steil naar Evrehailles kronkelt. Maar bij mij wil het niet meer echt. Ik ben kapot na bijna drie uur, maar ook onder de indruk van dit staaltje industrial running, dat ongepland ons pad kruiste...



Running route 595709 - powered by Runmap 

hot

11 juli 2010, Purnode, 30+ graden, 25+ km

Wat heet

Terug uit een heet Spanje, in Belgie is het even warm, maar de lucht is zwaarder. Net als in Spanje besluiten we in de vroege ochtend te gaan rennen. Zeven uur op, koffie drinken en op pad! Het is zondag en vanavond spelen Nederland en Spanje een belangrijke pot voetbal.

Ik plan een rondje van anderhalf uur in tot Evrehailles, waar we de renclub ontmoeten om half tien. De eerste kilometers zijn relatief koel. Het is vroeg en de koelte van de onweersbuien van vannacht hangt nog even in het dal. Daarbij geeft de Bocq wat extra koelte. Na Bauche klimmen we het dal uit via Vernatte, met de steile klim komt de zon en de eerste hitteslag! Bij de hereboerderij Vernatte baden we in het zweet. Dan een kleine afdaling, door het gras. Mijn schoenen en sokken vullen zich als sponzen met water. Nu is echt alles nat. Na nog wat gedaal en geklim en daarna nog een stevige klim komen we aan de overkant van de helling van Vernatte via Tricointe en de brug over de Bocq op het plateau van Evrehailles. Bij het dorp aangekomen lopen we naar het clubhuis, waar nog niemand is. Ik besluit nog een rondje door het dorp te doen om niet teveel af te koelen. Als om half tien een uitgedund clubje aan de start staat voor een rondje door het dal, heb ik de nieuwe rode rugzak met twee liter water al redelijk getest: Hij volstaat.

We dalen af het dal in en lopen achter langs ons huis en de camping ons oude rondje naar Chanssin, een voormalig stationnetje richting Spontin. Onderweg klaagt Philippe over blaren die hij de dag ervoor had opgelopen op een ‘tapis’, een loopband waar hij zich op blote voeten had gewaagd. Blootvoeterij zal nooit zijn discipline worden! Amaury verzwikt zijn enkel over een kei en de twee dames die ons sinds het clubhuis volgen hebben zichtbaar zwaar te lijden van de hitte. Bij de Chanssin wacht Mumu ons op met haar autootje. Ze heeft water meegenomen en wacht ons hoofdschuddend op. ‘Trop chaud’, verzucht ze. ‘Vous etes fous.’ ‘Het is veel te warm om te lopen en jullie zijn gek.’ Inmiddels hebben Amaury en Philippe besloten dat ze het hierbij laten en terugkeren met Mumu. Ook de beide dames onderzoeken de auto en vragen of ze mee mogen. Nicole twijfelt. Twintig kilometers in die hitte zijn mooi zat, denkt ze. En er is plek voor zes in de auto, met een beetje beleid. Ik zie er geen heil in om ook de auto in te gaan. Ik ben ook nog niet helemaal klaar vandaag, voel ik. Terug naar huis is 5 km, door het dal. Verder naar Philippe, waar de apero staat gepland, is nog tien minuten extra. Ik zie ze daar wel, deel ik mee, giet nog wat water in de rugzak en hobbel door. Het is elf uur en heet, bos of geen bos, Bocq of geen Bocq. De extra liter water is op voor ik weer thuis ben. Hard gaat het niet meer, maar ik krijg langzaam het gevoel dat afstand, tijd en temperatuur er minder toe doen als je er mentaal klaar voor bent.

Thuis doe ik mijn nog steeds doorweekte schoenen uit om ze in de zon te laten drogen. Ik drink nog een flinke slok water en wandel op blote voeten door naar Philippe. De ongeveer 7 km van Chanssin naar Bauche leg ik af in 50 minuten, geen toptijd. Maar het totaal van vandaag komt op een uur of vier, een paar minipauzes incluis, toch een mooie afzienpartij. Dat wordt bij Philippe beloond met twee Jupilers en chips, een ideaal ontbijt na zo’n tochtje. Tijdens de voetballerij die avond heb ik hoofdpijn...

strand

t Wilde lopen...

Het is warm en woensdag. Een mooi moment om halfweeks wat te draven aan de rand van Nederland. We fietsen naar de haven van Scheveningen en parkeren onze vehikels op steenworp afstand van de windmolen. We laten wat kledingstukken achter bij een strandtent en vertrekken, twee straten van Duindorp door, de duinen in. Het voelt erg stads hier en het lopen gaat stroef, duin op en af over half vergane asfaltfietspaadjes. Paar keer links, paar keer rechts, schelpentracks en wat zand. We worden ingehaald door een cohort strak voor zich uitkijkende leden van een lokaal renclubje. Hun run lijkt niet voor fun, gezien de spanning op hun tronies. Vast voor iets extreems aan het afzientrainen. En door draaft het! Nicole probeert ze bij te houden, maar houdt daarmee op als ik protesteer! Het gaat wel hard genoeg zo, zegt mijn onderstel. Na een minuut of twintig gaat het een beetje beter lopen. Mooi spektakel als we een duintje opravotten en aan de horizon veel zee en schepen zien langsdrijven. Meer naar links is een hotel in Kijkduin te zien. Originele buurtnamen aan het Haagse strand, Duindorp, Kijkduin... Zelfs voor een Haags wezen nog wel te begrijpen. Het wemelt in het geduinte van losse en georganiseerde lopers. Begrijpelijk, want het is hier voor stadse begrippen prettig zweten. Geen uitlaatgassen en aardige vergezichten, als je het loopvolk een beetje wegdenkt.

En dan komt deel twee van onze sportieve escapade. Na een minuut of veertig ronden we een hotel in Kijkduin en dalen we af naar het strand. Mijn schoenen gaan uit en ik ploeg in een rechte lijn door het rulle strandzand naar de vloedlijn. Na tien meter halfharde zandplaat probeer ik het water uit. Het is welhaast opwindend om honderden meters parallel aan het strand net door het water te lopen, ik voel me weer een jongetje die met zijn laarsjes aan door een waterplas spletst: splash splash splash. Het is vloed, het water komt op sommige plekken dicht bij de duinen. Op een paar plekken is er weinig zand en veel schelpen. Het klinkt alsof mijn voeten voorzichtig een glasbak aanstampen, een luidruchtig gekraak van het verpletteren van de verlaten huisjes van ’s lands fruits de mer. Een stukje strandblubber dient zich aan: tot over mijn enkels trekt het modderzand me richting het centrum van de aarde, voor mijn gevoel. Als ik naar mijn voeten kijk, blijkt het allemaal wel mee te vallen, maar ik ben blij als de zware meters weer overgaan in een wat wijdsere vlakte. Nicole trekt ook haar schoenen uit om wat blotevoetenmeters te maken. Het gaat wat langzamer over de schelpen, ze heeft last van haar eeltarmoede. Na weer een stuk loop ik me vast. Ik had de waterlijn aanhouden en werd ingesloten door een watergeul en de zee. Het strand legt een keus op: terug of het water! Ik stap in het water dat tot mijn knieen komt. Spannend draven zo, ik voel me een zeepaard. De windmolen is ons inmiddels genaderd. Slechts een laatste strandtent en een lage duin scheiden ons van onze fietsen. We zijgen neer op het terras van de strandtent.

We ergeren ons een kwartier aan de jongetjes die zeer inefficient ijs en blikjes verkopen. Tussen ons en de ondergaande zon zit een vrouw, die zo uitpuilt, dat een burka haar niet zou misstaan... Hoogste tijd om terug te keren naar de stad.