zondag 3 juli 2011

Trail du Semois

Tussen hel en hemel

Ik zit stuk. Ik bedoel echt stuk. Mijn brein schreeuwt. Het wil zout en suikerwater! Het kost me moeite om mijn blik scherp te stellen en ik kan me niet meer concentreren. Het zal rond kilometer dertig ergens zijn geweest. Mechanisch probeer ik mijn lijf in beweging te houden. Of ik nu wandel of langzaam hardloop maakt niet zo veel uit. Het lijf en de geest zien het allebei niet zitten. Daarom kies ik voor de iets snellere variant. Ik bedenk dat een auto zo moet voelen als zijn benzine op is en hij nog een paar honderd meter doorsputtert op de restjes ‘boost’ in de leiding. Er is een ravito op 35 km. Daar focus ik me op. Even denkt het hoofd: ‘Ja maar uh, 35? En daarna dan. Je gaat het niet halen vandaag: stap uit!'

Ik realiseer me dat ik vrij negatief aan het denken ben en gooi het over een andere boeg. Hoe prettig gaat die ravito binnenkort zijn? Ze hebben er vast een bankje, iets zouterigs om op te knagen en liters cola om naar binnen te werken. Het wordt vast feest!
Zo zal ik in totaal een uurtje flink met een soort zelfmelij bezig zijn geweest in een vrij desolaat uitgestrekt woud. Ik haal Christophe nog ergens in, en er is in dat uur volgens mij nog iemand die ons inhaalt. Maar het is vooral erg eenzaam en naar. Dit is typisch zo’n moment waarop het gel-volkje zo’n vies ding in zijn strot douwt, denk ik. Ach, geluk is niet te koop…

Dan volgt de ravito. Alleen al van het zien van mensen wordt mijn geest weer helder. De survival modus kan uit. Ik zoek cola, maar die is er niet. Frustratie! (Een leermoment: neem op lange stukken altijd je eigen cola mee). Ik word bozig tegen de man op de drankpost, maar trek dat snel recht als ik bedenk dat hij waarschijnlijk op verzoek van zijn buurman zijn vrije zaterdag opoffert om wat mafketels midden in een uitgestrekt woud van water en bananen te voorzien. Ik bied nederig mijn excuses aan, die met een begrijpende lach worden aanvaard.

Vijf minuutjes uitpuffen, een paar handen vol chips en rozijntjes en een flinke slok water doen wonderen. Als ik mijn watervoorraadje voor onderweg heb aangevuld, vertrek ik samen met Christophe die inmiddels ook is gearriveerd, om gezamenlijk door te knokken naar de ravito over tien kilometer.

Ik voel me herboren. Ik sta versteld van de ‘recup’ van de afgelopen vijf minuten. Van de hel terug in de hemel. Ik kan het landschap weer in me opnemen: De heuvelruggen langs de sterk meanderende Semois, een combi die regelmatig een extraplanetair schoon panorama biedt. Ik denk terug aan de ravito op km 20, in een oud fort. Om binnen in het fort te geraken werden we over een houten laddertje dat tegen de vestingmuur stond gedirigeerd. Van die dingen die je eigenlijk altijd al wil doen op zo’n plek. Ik moest me ernstig inhouden om anderen om mij heen niet uit te nodigen voor een potje verstoppertje… Ook de pasage onder en later over de ‘Pont du Gard’ achtige brug komt terug in mijn gedachten.

Het vechten is gedaan. Ik kan weer lopen en ervaar dat zelfs als ‘iets leuks doen’. We lopen ergens in het mythische ‘Gaume’, de Zuidelijke Ardennen, op de grens met Frankrijk. De schoonheid van het Semois-dal is overweldigend. We passeren mooie plekjes in the middle of nowhere, waar de natuur nog de baas is. Om gedecoreerd te worden met het UTMB-punt stempel moest de trail naast de +50 kilometer ook +1500 hoogtemeters in het parcours opnemen. Die werden hier en daar op een spectaculaire wijze bij elkaar gesprokkeld. Naast de ladder tegen de vestingwal stonden de nodige loodrechte-lijnen-klimmetjes op het menu. Het idee was: Een lijn is de snelste verbinding tussen punt a en b. Hier formuleer ik een tweede leermoment voor mijzelf: Overweeg eens om stokken te gaan gebruiken als je een relatief lang stuk loopt waarbij je af en toe op een brute manier hoogte moet winnen, of verliezen.

Rondom kilometer 45 wordt het dan toch weer zwaar. Christophe begint er zin in te krijgen en het lukt me nauwelijks om hem bij te houden. Het is erg prettig om me aan hem vast te kunnen klampen, noodzakelijk zelfs. Bij de ravito hebben ze dan eindelijk cola. Wat een gezeik om wat cola, denk ik nog even. Maar ik sla voor de zekerheid toch maar drie bekertjes achterover. Het kan er maar beter in zitten!

Tijdens de laatste kilometers recapituleer ik de afgelopen uren. Van gestruin door een rivier heen word ik nooit gelukkig, maar desondanks was deze wedstrijd toch met stip de mooiste onderneming uit mijn korte trailloopbaan. Het is kleinschalig en het sfeertje rondom het evenement is zeer gemoedelijk. Ik denk nog even aan de overwonnen dipjes onderweg. Zeven uur lopen is gewoon zwaar. Dat krijg je niet kado. Ik denk dat de zwaarte van mijn dipje het gevolg was van het vrij kort op elkaar lopen van drie voor mij zware ondernemingen. Het was ingecalculeerd, maar toch overviel het me. Het ‘Don’t quit, go on’ gevoel is er wat door gerijpt in mijn brein. Neem dit soort ondernemingen serieus. Ga desnoods wat langzamer, maar overweeg tijdens uren van afzien dat ook doorgaan een optie is. Er zitten voor mijn gevoel nu duidelijk afgebakend twee kanten aan dat geloop in het woud of op een berg. Aan de ene kant is het uitdagend, mooi, plezierig, avontuurlijk, wild en fun. Aan de andere kant is het opzoeken van je mentale en fysieke grenzen bij vlagen hard. Het doet gewoon pijn. En tussen die twee uitersten is het zoeken naar een evenwicht.

Als we de laatste ‘kneecruncher’ afdalen naar het paradijselijke terrein van start en finish aan de Semois hoor ik geschreeuw en gejuich: De halve renclub uit Evrehailles, ons dorp, schreeuwt zijn longen uit zijn lijf, niet in het minst gestimuleerd door het nodige bier. Het voelt als een duik in een warm bad. Aan de eindstreep zijg ik neer in het gras, te moe om iets verstandigs te zeggen of te denken. Tot Nicole vraagt wat ik wil drinken: Een Orval, natuurlijk.


En alles was weer goe’.

maandag 27 juni 2011

Jagen op gorillavoeten

Ik bivakkeer bij vrienden in Utrecht. Een mooie gelegenheid om tussen alle beschaving in het centrum van de stad een paar Vibram Five Fingers Komodo (VFF’s) aan te schaffen. Die had ik in Den Haag nog niet gevonden. Mijn brein steigert even van de prijs. Een paar stukken rubber voor twee netto dagopbrengsten van een buschauffeur! Ik probeer het maar snel te vergeten.

In het huis van mijn gastheren vind ik een fleecejack, een dagrugzakje en een oude opoefiets met een extra slot. Dat is wel nodig in Utrecht. Ik fiets in tien minuten naar het Kromme Rijnpad nabij het stadion van de plaatselijke fc. Het water is hier een veredelde sloot met veel rietkragen en natuur omzoomd. Het pad volgt het oude jaagpad langs de rivier, van Utrecht naar Wijk bij Duurstede, over een afstand van 29 km, waarvan het grootste deel onverhard is. Een makkelijk te vinden supertrail, voor wie klimmetjes niet nodig hoeven. Het pad strekt zich tientallen kilometers uit langs de Rijn door de velden, bosjes, bossen, stukken drooggelegd moeras en ander natuurschoon, dwars door de provincie Utrecht. Een laaglands trailparadijsje. Hier ga ik mijn gorillavoeten dopen.

Enigszins onwennig laat ik mijn gerubberde tenen in het jaagpad bijten. Ze twijfelen even. Makkelijk was het niet om iedere teen in zijn eigen teenslurfje te friemelen. En nu ik blootsvoets met profiel hardloop zoeken mijn voeten even naar de juiste houding. Een complex gewenningsproces. De VFF’s maken kennis met mijn tenen, mijn gorillavoeten maken kennis met een initieel kort stuk asfalt. Al gauw juicht mijn systeem om de VFF’s. Na de prijsakkefietje ervaar ik slechts genot. Het rubber doet wat het moet doen: stabiliteit intact houden, niet ‘stuiteren’, mijn voetzool contact geven met de ondergrond en de tenen redelijke bescherming bieden tegen aanrandingen van harde stukjes oneffen pad.

Kort en goed: Het lopen was heerlijk. Het jaagpad was mooi leeg vanwege een aanhoudende motregen en veel grauwheid. Ik verliet het pad ergens in de buurt van Fort Rhijnauwen, om via het Pannekoekenhuis bij Bunnik en het Landhuis Amelisweerd weer terug te keren naar het jaagpad. Een zeer mooi en afwisselend trailpotentieel in de achtertuin van de Utrechtse loper.

De gorillavoeten krijgen van mij een tien. Ik moet ze nog eens testen op technisch terrein, maar wie voor stabiliteit gaat moet deze apparaten zeker eens uitproberen. Daarbij wel een kleine waarschuwing. Ik loop regelmatig op blote voeten en kon zaterdag probleemloos vijf kwartier mijn gorillavoeten inwijden. Ik denk dat schoenlopers wat meer aanpassingstijd in acht moeten nemen…

maandag 20 juni 2011

BPM

140
Ik geef toch maar aan de 140 bpm norm toe. Let Maffetone rule! Dat lijkt me bij nader inzien een prettig excuus om wat langzamer te mogen lopen. Sinds de Ohm is alle snelheidsfut uit mijn lijf, lijkt het wel. Niet dat ik moe ben, maar ik heb geen zin meer in de uitputting die samengaat met de snelheid. Ook merk ik dat traagheid prettige gevoelsgevolgen heeft voor de stelten. Ik word met genoegen een trage loper de komende maanden.

Het geeft op vrijdag wat frictie met de mannen. Er staat anderhalf uur op het programma en met mijn 140 gedoe is er nooit 15 k te halen binnen die tijd. Gemopper. Maar ik houd voet bij stuk. Mijn limiet houdt in dat ik wat achteraan het gezelschap sjok. De eerste klim kijk ik alleen maar tegen billen aan, een gekke gewaarwording. Philippe kijkt wat bezorgd om: ‘Hij meent t echt’, straalt hij ongelukkig uit.

Uiteindelijk word ik nog best wel moe van dat langzame geloop. Na anderhalf uur gaan we aan het bier bij Christophe. Ik houd t bij een Jupilertje. Niets zwaars. Want de mannen zijn klaar, maar ‘140 bpm’ moet nog even door. Na tien minuten herneem ik mijn ronde. Ik heb geen zin meer in klimmen en reutel wat het plateau op naar Awagne. Remy again! Er trekt een massa grauwheid over me heen, die al snel zijn regen over me heen uitstort. Ik huiver, het is opeens koud en guur. De 140 is in mijn eentje makkelijker aan te houden dan in de groep. Ik zit ergens tussen de 135 en de 140 en af en toe schiet het er iets boven. Het rommelt lekker door op deze manier. Heel hard gaat het niet, zo tussen de graspollen door. Na Awagne trek ik door het veld naar Dorinne, op de windmolens af. Normaal niet mijn favoriete richting, maar nu na ruim uur of twee en een pint in mijn kraag schuiert t lekker aan. Ik begin er zelfs lol in te krijgen. Bij Durnal dreigt mijn hartslag flink te stijgen in het laatste stuk naar boven. Ik ga wandelen om niet boven de 150 te komen. Relaxed, die Maffetone!

Bij de varkens loop ik het Bocqdal in. Ik vergeet de meters en toestanden om mijn pols en torso even en ga voluit naar beneden. Bij de spoorbrug bijna onderaan de afdaling ben ik buiten adem. Ik kan maar beter wat inhouden. Eigenlijk ben ik ook wel klaar zo. Daarom draai ik bij de mijn het spoor op en hinkstapsprong ik over de bielzen westwaarts, dwars door de berg heen. Dat scheelt een kilometer. De GPS valt uit in de lange tunnel, zie ik in het licht van mijn lampje. Als ik langs het stationnetje loop, hoor ik de bulderstemmen aan het kampvuurtje van een paar politieagenten uit Den Haag die de gite bij de buren hebben afgehuurd.

Nog 300 meter...

woensdag 25 mei 2011

Rust

Amerika mailde. Ons boek mag in de Barkley, daar komt het op neer. Ik doe bijzonder niets deze week. Het begon met drie uur op vrijdag waar ik bijzonder moe van werd. Amaury liep snel, jong en gewelddadig en die laatste heuvel was er net een teveel. Onschuldig keek Amaury me aan: 'Ik heb niets gedaan', zeiden zijn opgetrokken wenkbrauwen. José zag het, terug in het dorp, en lachte: 'Ha le Hollandais est fatigué', sneerde hij. Hij herinnerde zich meteen die paar andere keren dit jaar dat hij me op kon vegen na een vrijdagrondje...

Alleen gaat het beter. Twee of meer mannen samen is een competitie en dat is slopend. Zondag ging het goed, met de huisvrouwen van de club en Bruno. Het gesprek ging nu eens niet over stoere wedstrijden, maar over recepten. Na drie kwartier haakte de eerste helft al af en na anderhalf uur was alles weer veilig op de basis.

Deze week heel rustig aan. Zo een half uurtje blotenvoeten over het strand en het moederdier opzoeken. Zaterdag D-day.

woensdag 11 mei 2011

Bardo's

Na zes jaar Spaanse bak op vrije voeten! Vreemd idee. Eigenlijk voelt het heel instabiel. Een jaar of twee en wat maanden ken ik Paul nu. Plus een paar extra maanden via briefuitwisselingen. Dat schept een band, een typische band. Hij daar ik hier. Maar nu komt hij naar hier, want de Spanjaarden laten hem vrij.

Ik lig er uren wakker van. Pieker. Waar moet hij wonen, hoe moet hij bellen, hoe komt hij aan geld, aan sociale contacten, aan een toekomst. Dan besluit ik dat dat gelukkig niet mijn probleem is.

Vanochtend maar wat gaan lopen voor de zekerheid. Lopen is altijd goed. Weer hopeloos rul zand op het strand. Ik doe toch maar de duinen. Het gaat te hard, merk ik na twintig minuten. Geen wonder dat ik al halverwege mijn rondje ben. Ik maal en maal. 'Bardo's', denk ik. De buddhisten zien Bardo's als omkeerpunten in het leven en in de dood. Dode punten, zeg maar. Het moment tussen uitademen en inademenen. Tussen de dood en nieuw leven. Tussen wakker zijn en slapen. Tussen start en finish. Tussenmomenten. Mooie gedachte.

Voor Paul misschien ook een Bardo. Ergens hoog in de lucht in een vliegtuig. Tussen gevangenschap en vrijheid. Adem in adem uit. Te zen allemaal misschien. Ik loop het laatste stukje terug over het strand. Trek mijn schoenen uit. Loop door het zeewater, over het zand, door het water. Kan de bardo hier niet helemaal vinden. Maar je kunt ook niet alles hebben....

maandag 9 mei 2011

Ploegen

Tis tropisch op de A4 van 020 naar 070. In Den Haag blijft t heet, maar om een uur of zes pakken zwarte wolken samen.

Een half uur later knopen we onze fietsen aan een lantarenpaal nabij het Zwarte Pad, het hippe strandtentengedeelte van Scheveningen. Een beetje typisch voelt het, met mijn renkloffie en disco glimmende renschoenen (nieuw!!) tussen de strandgangers, die het strand verlaten.
Een paar honderd meter verder bereiken we de waterlijn. Het water staat hoog, het zand is mul. We ploegen een kleine kilometer noordwaarts. Na de laatste strandtent na de bootjes duiken we de duinen in. Hier heet het Meijendel. Een uitgestrekt duinnatuurgebied tussen Scheveningen en de Wassenaarse Slag. We lopen een uurtje noordwaarts en keren dan 180 graden, om via het strand weer terug te lopen naar Scheveningen. Er waait een koel windje, de atmosferische omstandigheden zijn ideaal. De dreigende regen blijft vooralsnog uit. Het stuk strand waarover we rennen is desolaat. Maar het is ook zwaar om te belopen. We ploegen, dan weer over het natte zand onder een ongunstige laterale hellingshoek, en als ledematen beginnen te protesteren weer door de rulle smurrie.

Het is zwaar. Ik voel mijn poten. ‘Disnieleuk’ vind ik eerst. Ik meen aan het gepruttel van Nicole te begrijpen dat zij er ook zo over denkt. Maar we rommelen wat door. Snel gaat het niet, en soepel al helemaal niet. Ik zie heel in de verte Scheveningen en bereken dat ik met dit uizicht nog dik drie kwartier door die zooi aan het ploeteren zal zijn.

Dan stuur ik mijn geest een andere kant op. ‘Hetzijzo en whatteheck?’ besluit ik. Gewoon doorlopen. Hier loopt het strand en ik ben niet in staat om acute eb te bewerkstelligen, dus de beste oplossing is niet te protesteren en door te lopen.

Het duurt een paar minuten voor ik het helemaal snap, maar na die paar minuten loop ik weer ok. Niet lekker, maar ook niet onlekker. Het loopt en ik ben er niet meer mee bezig. Nicole lijkt iets vergelijkbaars te hebben doorstaan. Ook zij loopt. We lopen. Mooi!

Op een kwartier van Scheveningen trekt Nicole haar schoenen uit. Even later volg ik haar voorbeeld. Heerlijk nog even door het water lopen. Nabij Scheveningen gaat het tempo naar boven. We crashen in ‘Buiten’, een sympathieke strandtent. Ik heb het koud. De kachel wordt ontstoken. Ik ga er bijna van spinnen.

maandag 2 mei 2011

Pigstrail

‘Zo’n technisch parkoers is niets voor mij’, zegt paPatje met een grote grijns, ergens tussen de St Benoit en een Gauloise brune door. Ja ja, om dan stiekem en passant toch de halve Waalse trailelite het snot voor hun ogen te lopen. Gekke jongens die Nederlandse trailvogels. Trail running in een land zonder bergen, schei toch uit...

Maar eigenlijk boeit iets anders me ook steeds meer: No trail running (NTR). ‘A saw brier infested climb’. Gek wordende lopers na twee etmalen lopen. Hallucinaties. Nomadische verdwalingen. En meer van dat soort toestanden.

Op zondagochtend gaan Nicole en ik voor de middaghitte op stap. ‘We zouden toch maar één uurtje?’ vraagt Nicole na 65 minuten. Dan maakt ze een short cut naar huis. Beter zo, met een protesterende scheen.

Ik loop de laatste weken op de een of andere manier weer vaak solo. Dat heeft wel wat. Geen tussensprintjes bergop, niet teveel asfalt of vlakke stukken en gewoon een minuutje wandelen tussendoor als de motor wat hapert. En hier en daar eens een experimentje:

Om een uur of twaalf voel ik mijn poten. Ik snap niet waarom. Misschien ben ik nog niet hersteld van mijn rondje van donderdag. Nou ja. In de afdaling naar Ronchinne steek ik een handvol winegums in mijn mond en zuig wat water op uit de zak. Die geeft spaarzaam zijn laatste slokjes weg. Ik sabbel wat op de suikerbrei en versnel. Na de brug over de sloot bij Bauche is het tijd voor wat kreupelhout. Het eerste deel van de helling is er een soort pad, dat op eenderde deel van de klim ophoudt. Het loopt recht naar boven en is zowaar nog renbaar. Dan volgt een stuk loofhout. Geen bramen dus. Na tien meter zit het gemalen droge bladergruis overal. In mijn sokken, in mijn onderbroek en in mijn kapsel, omdat ik al twee keer onderuit ben gegaan op de instabiele ondergrond. Some practise needed.

Weer een stuk verder begint het echte werk, als ik in een oude ‘plantation’ van naaldbomen terecht kom. Hoe het bostechnisch precies werkt weet ik niet, maar bij dat naaldhout hoort omgevallen bomenellende overgroeid met bramen. Prima!

Hardlopen lukt al een tijdje niet meer. De helling is zo steil dat ook wandelen niet echt een optie is. Ik kijk naar mijn blote benen maar zie alleen maar oude schrammen met korsten. Geen vers bloed, concludeer ik enigszins teleurgesteld. Gelukkig zien mijn armen er tien minuten later uit alsof ik net een robbertje met een wilde kat heb gestoeid. Dat is tenminste nog wat... Als het klimmen ophoudt navigeer ik naar rechts, ongeveer in de richting die ik in mijn hoofd had. Het bos heeft hier een begrijpelijke structuur, merk ik. Ik volg de zwijnenlogica. Niet dat ik die beesten snap, maar hun looptechniek levert smalle en deels zichtbare wildpaadjes op. Ze zijn zo dom nog niet, die zwijnen. Het ‘pad’ blijft redelijk precies de hoogtelijnen volgen en komt na een kwartier uit bij een weerom met bramen overgroeid karrespoor, dat al zeker tien jaar niet meer wordt gebruikt, gezien de heftigheid van de overgroeiing.

Het nadeel van die zwijnenpaden is dat die knorren geen rekening houden met hoger dan heuphoge wezens. Mijn benen blijven redelijk gespaard en ik kan het grootste deel van het pad voluit lopen, maar mijn nek armen en gezicht krijgen regelmatig de volle laag. Het zicht is niet geweldig in zo’n dicht stuk woud.

Na een tijdje is het wel weer mooi geweest. De maag geeft aan dat er eens ontbijt in moet. Thuis is niet meer ver, weet ik. Een meter of 130 onder me ligt Bauche. Naar rechts, zeg ik tegen mezelf. Maar rechts ziet er niet OK uit en ik volg de zwijnen nog even. Naar rechts, zeg ik dan opnieuw. Maar nog steeds is rechts niet OK. Toch daal ik maar af. Ver onder me zie ik een hoogspanningsmast en ik loop er in een rechte lijn naar toe. Het gaat redelijk snel, ondanks een half zwikkende enkel en een kleine glijpartij. Een leermoment: Die afdalingen kunnen veel schade opleveren. Na een kleine drie kwartier kom ik weer in de beschaving uit, via een achtertuintje.

Een onzalig plan om hier midden in het bos een achtertuin aan te leggen, is mijn eerste reactie, maar al snel kom ik weer tot de orde. Beschaving is normaal, natuurlijke chaos moet omgezaagd. Ik pas me in een paar minuten aan, vis wat blaadjes en takjes uit mijn haar en loop in tien minuten naar huis.

Moest ik vaker doen, deez bushtrips...

http://www.runmap.net/route/942787#lat=50.35685&lng=4.84566&zoom=11&type=2

vrijdag 15 april 2011

Op naar 2012

Oefenen voor B Navigation highway Ook weer es leuk, een namiddag allenig door het bos struinen. Rustig aan, uren maken, dan komen de kilometers en de hoogtemeters vanzelf wel. Eerst gaat het anderhalf uur pal noord, tot saint bernard. Nooit zover die kant op geweest en even vantevoren op de autokaart nagekeken wat de opties na saint bernard dan wel zouden kunnen worden. Het kwam neer op nog meer noord door het bos, of naar het westen richting de Maas. Die laatste moest niet te missen zijn. Stief west aanhouden en als het water tot boven de knieen komt stoppen. Dan is de Maas bereikt. Naar de zon dus, want die ging in het westen onder vandaag. Het begint met een kilometer asfalt. En dan houdt het opeens op. Officieel dan. Ik omcirkel wat obstakels die de doorgang proberen te blokkeren en negeer wat boze bordjes. Een stuk verder zie ik alweer dicht woud. Daar krijgen ze me toch niet meer te pakken. In het bos blijf ik min of meer de zon volgen. Als het pad ermee ophoudt en ik in een kerstbomentoestand beland moet ik wat improviseren. Ha! een kwartiertje Barkleystuff. Rennen gaat nog net, maar bramen en stukken hout bijten zich regelmatig vast in mijn vlees. Als het echt steil en ranzig wordt gaat het rennen over in lopen, en weer iets later kruip ik op mijn knieen onder wat ellendig lage boomtakken tussen een paar rotspartijtjes door naar boven. Lang duurt het feest niet. Op de rotspuist geklommen kan ik aan de andere kant door een mooi beuk achtig bosje glooiend naar een beekje afdalen. Een stuk verder beneden me zie ik een weiland en andere tekenen van beschaving. Mooi! Is mijn eerste reactie. Maar dan bedenk ik dat ik nu in mijn eentje makkelijker wat ruwe kilometers kan maken dan met anderen. Allereerst is een eenling in overtreding altijd wat minder crimineel dan een overtreding in goepsverband. Dat riekt al snel naar zware misdaad. Aan de andere kant vraag ik me af welke andere zot er genoegen in schept om honderd meter van de bewoonde wereld over een overgroeid wildpaadje te klunen... Ok! geen Jeanetten keus vandaag. Ik buig twintig meter voor het weiland af, weer het struweel in. Geen agressieve bramen hier, maar wel een machette area met wat enkeldiepe moddervlekken om de schokken te dempen. Benieuwd of Frozen Head deze variant ook kent... Het dalletje is erg mooi op deze manier. Niet dat ik een andere manier ken, want dit is mijn eerste keer hier. Ik loop nog steeds op de zon, parrallel aan een beekbedding. Op enig moment kruist de bedding toch weer een stuk asfalt. Dat werkt vervreemdend. Een pad is tot daaraantoe, maar meteen zo'n stuk weg.... Naar rechts loopt een karrespoor, vrij stevig naar boven. Ik begin mijn benen wat te voelen na ruim twee uur, maar ik schat in dat de route nog maar een keer helemaal naar boven loopt. Daarna zal de afdaling wel weer spoorloos door het bos zijn, want ik weet min of meer dat ik de Maas zal bereiken op een smal stuk van het Maasdal. En een smal dal betekent een steile afdaling, naar een plek waar een treinspoor en een doorgaande weg nog naast de rivier zijn gepropt. Daar loopt vast geen wandelpad meer langs!! Mijn inschating klopt helemaal. Ik leer snel. Het karrespoor loopt naar 250m hoogte, ontdek ik boven aangekomen op een bordje. En de Maas ligt ruim een halve kilometer verderop, op 95m NAP. Een stevige knieen bijter dus, wederom over de net ontspruitende bramen. Deze bijten gelukkig nog niet! Ik daal af tot dertig meter boven de Maas en bedenk dan dat mijn volgende richting zuid moet zijn. De Maas naar links volgen dus. In de weg onder mij heb ik geen zin en daarom pobeer ik de hoogtelijn een beetje aan te houden en zuidwaarts te lopen. Ik ben inmiddels wel zeer content met mijn wegplannerij. Ik loop op onbekend terrein en weet met de enkele bekenden die ik in mijn hoofd heb kaartloos aardig te navigeren. Navigatie is meer dan kaartlezen. GPStrail = Jeanettentrail, besluit ik ook meteen maar. Voor het geval Han en Gideon dadelijk hun apparaat gaan verdedigen Na een slopende traverse kilometer over de steile Maasdalhelling kom ik bij een hoog hek. Met een gat gelukkig, ontdek ik vrij snel. Ik kom uit op een asfaltweg en mopper daarover niet deze keer. Ik ben aardig gesloopt na drie uur lopen, waarvan de laatste 5 kwartier een stevige Barkley factor hadden. Ik volg het asfalt een stuk om de grote steenmijn heen aan de Maas. Dan ontdek ik weer een pad naar boven het bos in. Even twijfel ik. De weg is saai en stoffig en gevaarlijk, met al die auto's. Daarbij liep ik net langs een bord 'Yvoir 10km'. Via Yvoir zou ik nog zeker twee uur onderweg zijn dus. De helft lijkt me ook mogelijk, pal Zuidoost lopend. En het pad loopt min of meer Zuidoost. De dood of de gladiolen! Ik neem het steile pad en kom uit in Lustin. Dat klinkt opeens weer bekend, volgens mij ben ik hier wel eens doorheen gelopen. Na wat vijven en zessen vind ik een chemin die ik al eens onder de zolen heb gehad. Na al die tijd geeft het me een mentale oppepper nu ik ongeveer weet waar ik ben. Dadelijk komt de parking van de Trou d' Harquin, dan even peentjes zweten over het verboden terrein van het landgoed ernaast en dan kan ik makkelijk doorsteken via een weiland naar het pad dat klimt naar de heuvel achter Venatte. En half uur later loop ik die laatste helling op. Mijn klokje geeft aan dat ik 3:40 onderweg ben. Mijn benen worden stram. Ik sms Chouchou dat ik zo een bier bij hem kom drinken maar hij antwoordt dat hij er niet is. Dan loop ik maar door naar huis. Na precies 4 uur en 1 minuut sta ik voor mijn voordeur...

maandag 11 april 2011

Après Barkley

Amerika was speciaal. De Barkley een ding dat me niet meer loslaat. Samen met JB (finisher 2010) een deelnemende Deen van schone sokken en koffie voorzien tussen twee rondjes Out There. Namokken met Carl Asker, nadat hij in de tweede ronde sneefde. Of met Christian, goed voorbereid, maar toch niet opgewassen tegen zoveel trailgeweld. Abi Meadows dan, net iets meer dan dertig kilo licht, moeder van acht kinderen en regelmatig heeeel lang aan het lopen. Freaky race namen vielen er tijdens alle sterke verhalen bij de gecremeerde kip aan het kampvuur: Arrowhead, Badwater, Spartathlon, Hardrock, Western States, Leadville.... De sfeer in het Frozen Head Park was gespannen en gemoedelijk. Alsof ik oude vrienden ontmoette. Het park magisch. Sprekende bomen, fluisterende rotsformaties, zwarte beren en witstaartherten. Precies wat ik verwachtte en misschien zelfs nog intenser. Zelf lopen was niet nodig. Daar zijn was voldoende. Volgend jaar meelopen. Dat en niet meer. Of minder. Een rondje, of twee misschien. Veel kilometers maken in de nacht, door de bramen, met kaart en kompas, going wild. Geen GPS, niet te geciviliseerd allemaal. Veertig mijl is meer dan voldoende. Bramen en ondeugende namen, wankelmoedigheid, angst en mentale training. Hardlopen is niet heel nodig, wel ver, lang en ruig. Mooie gedachte, maar het bleef wat hangen afgelopen vrijdag. Geheel in B-trance nog op pad met José en Christophe. Richting ver weg, maar dat realiseerde ik pas na anderhalf uur. Toen spanden de eerste lentehitte en een restje jetlag tegen me samen. Misschien was ik ook wel erg hard gestart. Mijn maag protesteerde na twee uur, en een half uur later liet ook mijn hoofd weten dat het klaar was. Toen pas zagen we in de verte de buitenwijken van Dinant en zonk de moed mij in de schoenen. Afzien werd pijn en niet leuk meer en bij een mooie herenboerderij zeeg ik neer in de berm, waar Nathalie mij met de auto weer uit viste. Niet bepaald zoals ik het bedacht was, maar een mooie les in nederigheid wellicht. Barkley is nog ver weg!

woensdag 23 maart 2011

Glijbaan

zoeken naar goede definities...

Trail?
Rustig aan. Volgende week weer eens een rugnummer opspelden. Moet ik dat eens serieus opvatten of blijft het spel interessanter? Laat ik in ieder geval voor de zekerheid een week tevoren vast geen te grote inspanningen meer doen. Ik prik het woord ‘funrun’ (Barkley’s minitrail) op mijn voorhoofd vandaag. Dat helpt. De club is in grote massa’s komen opdraven deze zondag en een beginnend loopwezen zie ik achteraan het clubje ‘langerlopers’ hangen. Dat remt lekker. Who is she? José sluit de gelederen, wandelt hier en daar bergop, als een waar gentleman. Halverwege krijg ik toch even de kriebels. Een paar minuutjes voluit naar boven, erg vermoeiend. Boven kots ik mijn longen uit, gekkenwerk. Als we de meute hebben opgewacht gaat het door over een stuk beton door het veld en daarna gelukkig toch weer terug het bos is. Dan volgt het spektakel van vandaag.

Ik sta onderaan de bemodderde grashelling te wachten op wat komen gaat. Laurence heeft niets door en stuitert over de zeven meter hoge glijbaan naar beneden. Een bruine lichaamshelft en een mooi lang glijspoor over de helling zijn de gevolgen, het doet denken aan de cheese rolling toestanden in Engeland. Filmpjes (http://www.youtube.com/watch?v=KOyQBSMeIhM) op internet tonen een gladde grashelling, een rollend kaasje en vijftig malloten die de kaas proberen te grijpen. Een rollende, vallende en glijdende kluwe mensen rommelt onder groot applaus van toeschouwenden naar beneden. Vandaag de locale Waalse variant. Het werkte niet helemaal, want zeker driekwart van de club bleef overeind.

Ik denk dat de wiki definitie van ‘trail running’ nodig moet worden bijgesteld: Dit rondje van zondag valt buiten de definitie. Teveel beton.

Net belde Gideon. Die had lopen ‘party’en ergens in van god verlaten oorden in de Auvergne. Daar goede ham en kazen, al werden ze niet de berg afgerold maar waarschijnlijk stevig gesavoureerd. Daar ook modderhellingen, net niet okseldiep. De organisatieschurken hadden de modder vooraf geprepareerd met nare stenen, zodat Waalse butt-sliding technieken niet aan de orde waren. Erg benieuwd hoe zoiets bergop dan verloopt.

Volgens mij heb je trails en trails. Ons clubwedstrijdje van tien mijl langs de Bocq mag geen trail heten, ook al loopt het bijna 95% over bospaden. Genoeg hellinkjes ook om trail te heten. Maar trail klinkt zo serieus en naargeestig. Dat stoot deelnemers maar af, vindt José. Of we het dan ‘light trail’ mochten noemen, probeerde ik nog. Nee, niks! Trail is slecht voor het imago van een ordentelijke wedstrijd! En zo is het maar net.

Zal ik nou mijn best doen zondag of niet? Ik wacht even, wat de start mij influisteren zal.

dinsdag 15 maart 2011

Dubbelloops

Nog twee weken

Barkley voorpret

"... a wide berth. If you wander into that man's yard he will probably shoot you..."

... is een citaat dat de Barkley racedirector losliet uit de tot 2 april geheime omschrijving van het wedstrijdparcours van dit jaar. Ik stel me zo voor dat er een lokale boer op de loer ligt met een dubbelloops jachtgeweer om die vervelende lopers het licht tussen hun ogen uit te schieten, als ze per ongeluk op zijn land terecht komen. It’s trail running, stupid! Het gonst op het mailforumding vóór de wedstrijd. Nog dik twee weken te gaan. Mooi leuk tegendraads geteisem. Ik ga vrienden maken, ik voel het. Dan maar Amerikanen.

Ook af en toe lichte achteraftwijfel over de Tennessee- actie. Auto huren, vliegticket, inreispermit, Internationaal rijbewijs. En dat allemaal om in een regenachtig park bij hardstikke lege maan 35 malloten toe te juichen in een overgroeid park. O ja en er is ook een bodyfarm in Knoxville, kwam ik achter. Daar maakte Sally Mann bizarre foto’s van wetenschappelijk wegrottende mensenlijken.

maandag 14 maart 2011

Kinderspel

Zweten...

Gas geven
Nog een uurtje. De club was massaal op pad zondagochtend. Ik heb me twee uur vermaakt met het bestuderen van alle verschillende technieken van iedereen. De powersprongen, het geslof, de eendendribbel en Henry die naar aandacht hunkerend onder de brug door het water overstak in plaats van óver de brug. Henry’s streken wennen...

Na het officiële rondje wil José nog wel met mij teruglopen naar huis. Ik weet het, José en ik samen levert altijd iets competitiefs op. Ook Chouchou voelt het, en – verstandig- laat het ons lekker met ons tweeën uitknokken. Na een half uur steken we de Maas over bij Houx. Daarna gaat het flink naar boven richting Blocqmont. Halverwege moet José lossen. En dan begint een kinderachtig spelletje. Ik stop om hem bij te laten komen en José loopt er hard overheen. Prima. Een tempoverhoging, een uitdaging. Maar we zijn nog niet helemaal boven. Ik bereken snel of ik hier al vol gas kan geven. Ik twijfel en wacht nog even. Als ik naast José ga lopen zie ik het zweet van zijn hoofd druppelen. Uit zijn neus en zijn mond hangen slierten en hij ademt grommend. Dit ziet er niet gezond uit. Terwijl ik bedenk dat we zo veel te hard lopen om nog thuis te komen voel ik dat José’s kaarsje begint te doven. Gelukkig maar. In de kleine afdaling die volgt loop ik een veilige afstand op José uit. Een stuk voor ons uit, zie ik het kapelletje op het hoogste punt. Dat haal ik nog wel, voel ik.

Bij het kapelletje vlak voor de asfaltweg rust ik even uit op een bankje. Even later komt José langsgesjokt. Dit keer houdt ook hij in: ‘Tu vas vite’, steunt hij. De ouwe leider van de troep begint zijn natuurlijke overwicht te verliezen. Vorige week in Bousval al en nu dit weer. Moeizaam proces van ouder worden. Misschien verstandiger van mij om er niet aan mee te doen en hem met respect voor laten gaan. Toch werkt dat niet zo. Kinderachtig he?

maandag 7 maart 2011

ultra?

korte overweging over barkley

bosbewoner vliegt de plas over naar ander bos. frozen eds minihistorie over een microwedstrijdje ving mij: barkley. het speelt al een tijdje. 'het' wil me. Ik moet het van dichtbij zien. vijf rondjes van 20. mijl. barkleymijl. die zijn best lang. bevroren gecremeerde kip. 35 deelnemers. vast veel regen en natte sneeuw. als startschot een tabaksverslaafde die zijn sigaret aansteekt. 60 uur rondhangen op een campsite nabij Wartburg. hoorngeschal bij weer een defaiterende loper. vliegen naar knoxville. waanzin? wat drijft me? going 'out there'. wat heb ik er te zoeken? geen idee. misschien een rondje meelopen. best veel, 20 mijl, maar het doodt de tijd. en als ik het niet haal weet ik wat het is om kwijt te raken in het bos. vijf dagen trek ik er voor uit. dan weet ik wat het is. het moet me dichter bij barkley brengen. ik ga nu boeken.

asfaltcross

Iets meer dan 14 k in iets meer dan een uur

Cross de Bousval

Mijn enkel werkt nog steeds mee, maar ik doe nog steeds mijn best hem te ontzien. Een loopje met rugnummer gepland van een kilometer of veertien. Een uiterst onhandige afstand. Te lang voor kort en te kort voor lang. Ik ben er een beetje bang voor. Je weet gewoon vantevoren dat het flink galopperen wordt, met al die andere rugnummers om je heen. Het blijft kinderlijk plezieren om het rugnummer vóór je voorbij te steken. En je weet dat je eindtijd, ook bij volledig uit je naad gaan, nooit echt indrukwekkend zal zijn. En dat het pijn gaat doen. Onderweg en na afloop.

Ok, dat wetende blijf je wat vaag doen over al dan niet participeren, tot aan de inschrijfdeadline, een uur voor de start. En daar sta je dan toch, met je rugnummer, jasje over je shirt, lange broek en sjaal rond je nek in de koude wind onder een wolkenloze blauwe hemel.

Startschot, echt zo’n knalletje, met een rookpluimpje. Ik kijk even naar achter, zie Nicole en Chouchou, die wat moeilijk kijkt. Nu al, we staan nog te wachten tot de meute zich in beweging zet. Ik heb er eigenlijk helemaal geen zin in. Dan vangt het lopen aan. Biep! Zegt het systeem dat mijn chip herkent als ik over de electronische mat loop.

Ach what the hell! Denk ik en ik geef gas. Dat negatieve gedoe! Ik kijk niet meer achter me naar wat de rest doet. De volgende tien minuten ben ik alleen nog maar mensen aan het inhalen. Het kost me veel energie, bergop zo voluit gaan, maar ik zie dat het iedereen veel energie kost. Binnen een paar minuten is de finish alweer een kilometer dichterbij gekomen. Ik besluit om er een snelle benen training van te maken. Eerst maar eens de coopertest. Die valt me mee, ongeveer drie duizend meter in ongeveer twaalf minuten. De ketel piept en stoomt. Ik hoest wat en knoop mijn sjaal los van mijn hals en weer vast om mijn middel. Lekker warme onderrug. Ik zie fanatiekelingen voor me in korte broek en t-shirt lopen. Brr! Ik hoest weer wat uit protest.

De heuveltjes zijn minder hoog dan ‘back home’ maar minstens zo vermoeiend, op deze snelheid. Na een half uur neem ik me voor om sneller dan ik nooit eerder gedaan heb het tien km bord te passeren. Twee km te gaan nog. Probleem alleen is dat ik niet weet hoe snel ik ooit tien km gelopen heb. Ander probleem is dat ik zo opgewonden raakte over die tien km tijd dat ik hem gelijk weer vergat. Iets van drie kwartier denk ik. Niets voor mij al dat gereken. Ik moest weer eens flink hoesten, gelukkig in een afdaling, het bracht me buiten adem. Ik vond het eigenlijk wel mooi zo, deze manier van lopen is niets voor mij, had ik bij deze bewezen. Dat zei ik tegen een oudere man die ik in de afdaling voorbij liep. Die man pepte me op. Kom op! Nog een paar kilometer. Hij had gelijk! Bij dit soort afstanden ben je weer snel thuis, dat is dan een klein voordeeltje. Want die extra inspanning levert je hoogstens een paar minuten tijdswinst op. Tis net als met dat 130 rijden op de snelweg.

Nou daar wassie dan, de eindstreep. Ik was gesloopt! Ik greep met beide handen een dranghek en ging half kotsend als een Lord of the Rings in de beugels hangen. Na een minuut kwam ik overeind en begon een nieuwe hoestbui, die minutenlang aanhield. In een ooghoek zag ik José finishen. Die was uiterst verbaasd, op het gefrustreerde af, dat ik al stond uit te hijgen. José is behoorlijk competitief. Ha! En ik had hem toch mooi twee minuten klop gegeven!

Doe het nooit meer, zo’n racerij. Te druk en te veel pijn. Hoewel, mijn enkel in het geheel niet gevoeld. En mooi 175ste geworden. Ik was nog nooit 175ste geworden. Een mooi lustrum.

donderdag 3 maart 2011

snel lopen

ruim twee maanden na de sneeuwstorm op het strand

tegenlicht

Mijn fiets aan de paal bij de opgang naar het strand. Het is schraal weer, wind uit het noorden, richting de zon die in het zuiden staat. Het strand is een halfharde zandplaat, in de eb wat vermodderd. Het loopt als een dempende rubbermat vandaag.

Ik knijp mijn ogen dicht tegen het zonlicht en ontwaar tussen mijn wimpers door iets dat ook hardloopt. Dat is altijd gevaarlijk, dat moet ingehaald. Maar ik ben nog lang niet warm... Ik loop in, zie ik, en even later ben ik voorbij mijn voorganger. Ik loop veel sneller dan normaal in België. Maar dat was toch ook de bedoeling? Kort en snel. Dat is ook wel eens goed. Ik accepteer de realiteit en besluit dan maar voluit door te stomen naar Kijkduin. Door het felle tegenlicht zie ik weinig, maar het is eigenlijk niet eens zo vervelend om een keertje snel te lopen. Bij Kijkduin loop ik de duinen in en zet koers terug naar Scheveningen. Na drie kwartier sta ik weer bij mijn fiets, hijgend als een duinhert.

Gek gevoel, om iets in drie kwartier te lopen als je er ook makkelijk tien minuten langer over kunt doen. Het voelt wat half af, stoppen terwijl mijn lijf net stevig op stoom is gekomen. Ik zie op mijn horloge dat ik nog voldoende tijd heb om naar huis te fietsen en mijn spinning outfit te halen om nog een lesje te gaan droogfietsen. Dik een uur later fiets ik het laatste restje energie uit mijn lijf op de beats van slappe plaatjes.

maandag 21 februari 2011

lang lopen

Maasdal volgooien!

Maling
De berg glijdt onder mijn zolen vandaan. Ik loop net buiten het pad om een omgevallen boom te omzeilen. De vivaqua zigzag naar beneden is op dit stuk zo steil dat ik met een uitgestrekte arm bijna de grond raak op schouderhoogte. Ik glijd een stuk uit over de losse stenen en kom een boom lager pas weer tot stilstand. Het is op deze manier meer droogskiën dan hardlopen.

Dit moet een van de steilste paden uit de omtrek zijn. Vivaqua heeft een aantal rechte strepen door het landschap getrokken voor ondergrondse hoofdleidingen voor toevoer van water naar Brussel. Dit geeft toegang tot bijzonder prettige hoogteverschillen. Naar boven moeilijk renbaar, en ook bergaf goed voor stevige meters.


Na het bruggetje over de sloot stuit ik op een gesloten hek. Een buurvrouw ziet me als een verwilderd beest een uitgang zoeken en biedt soelaas via haar tuin. Ik kniel voor haar en ren door. De vrouw haalt met een combinatie van gêne en geamuseerdheid haar schouders op. Het blijft plezant om rechtgeaarde Walen in de maling te nemen. Knipoog.

De afdaling is het slothoofdstuk van een ochtendje lopen, dat begon met de club, na anderhalf uur ontaardde in een lange saaie tussensprint langs de Maas met Christian en Christophe, waarna het uiteindelijk weer leuk werd op weg naar Tricointe en de Gayolle. Saaie boel, daar aan de Maas, maar Christophe lijkt er behoorlijk door aangetrokken. Volgende week maar weer eens noordwaarts.

http://www.runmap.net/route/827969


maandag 14 februari 2011

In tha dark

modder zweet en duisternis....

Modderfiguur
De modder smaakt zoet. Als ik opkrabbel zie ik mijn besmuikte hand en mijn kliederige been. Gelukkig viel ik in de zuivere modder, en niet in de met druipende gier gemengde troep tien meter verderop. Gegrinnik achter mij van Amaury. Die zag mij met een mooie boogzwieper onderuit gaan. Leuk begin zo. ‘Cochon!’ Roept hij grijnzend. Varken!

In Loyers splitsen we op: Nicole, Philippe en Amaury keren terug naar Evrehailles. Ik ga met Christophe en José nog even door. We steken diagonaal het plateau naar Dinant over. Lijven gonzen. Ik voel me zwijn. Wild gevoel. In Dinant ben ik goed warmgedraaid. Het schemerde al een tijdje flink, maar daar houdt het nu mee op. Onder ons ligt het stadje, vóór ons een glad rotsig pad. Mijn lamplicht weerkaatst in de mist. Het geeft een soort roesimpressie. Iets met een vlekkerig spectrum. José heeft geen licht en kluunt een beetje door het donker. Hij gromt wat als ik hem bijlicht. Na de donkere afdaling belanden we in een oranjelicht gekleurd Dinant.

Gekke overgangen, modderveld, donker bos, gladde rotsen... en dan opeens downtown Dinant! De citadel torent mooi uitgelicht boven de Maas uit. Op de Maasbrug ‘oh- en ah-en’ we als dorpelingen in de stad om de bezienswaardigheden. In de verte zie ik de Delhaize, de super waar ik regelmatig langs de oesters in de koeling loop. Deze plek voelt ver van huis, onwerkelijk met mijn renkloffie aan. En we gaan nog verder. Na de Maas steil via de weg naar een sjieke wijk boven op het plateau aan de overkant van de Maas. En weer de modder in.

José heeft nu serieuze problemen met zijn gebrek aan licht. Hem bijlichten blijft behelpen, zeker omdat hij ook nog eens gas geeft op het moment dat ik hem probeer bij te benen. Ik overleg even wat hij verkiest: op kop in de duisternis of gebroederlijk bij elkaar in wat meer licht. Hij gaat dan toch voor optie twee. We zijn al een end onderweg. Christophe blijft wat achter, voor hem zijn we wat snel gestart, met Philippe in de racestand in het begin.

Het lopen in de donkerte blijft een ervaring. Ik herken de weg langs de Maas onder ons aan een langgerekte lijn lichten, ver weg boven Profondeville zie ik erg hoog de rode knipperlichten van de radiomast. Het is anders orienteren dan normaal, zeker in het bos, waar we slechts mistflarden en dicht struweel zien. José blijft nu heel dicht bij me. Ik raak het spoor even bijster en klim tussen de takken van een omgevallen boom het couloirtje onder ons in. Christophe vraagt achter me of we goed zitten, José moppert dat ik de weg ben kwijtgeraakt. Maar ik weet bijna zeker dat ik hier een week eerder ook ben gepasseerd en daal verder af. Dan zie ik het hoofdpad weer en ik roep naar boven dat we goed zitten.

De mannen zijn opgelucht. We beginnen moe te worden, na drie uur zweten. En eigenlijk is het wel weer mooi geweest zo. Rest ons nog een stukje langs de Maas en een sluis die we gebruiken om over te steken. Dan de finale. Van Houx naar Poilvache. Weer zo’n glibberig geitenpad. José begint in hoog tempo aan de klim, maar haakt na een paar minuten hijgend af. Het is ingewikkeld om hem hier bij te schijnen. We proberen uit of het beter gaat als hij mij volgt. Eerst gaat dat goed maar na een laatste modderglijbaan haakt hij opnieuw af. Ik loop nog even door maar realiseer me dat het voor José in de duisternis erg moeilijk naar boven glibberen is. Ik wacht op hem we wandelen het laatste stukje naar de ruine. Daar is het even wachten op Christophe.

De laatste paar kilometer doen we over een verstild stuk asfalt alsof we net zijn warmgelopen. Om het af te leren denk ik. Na al die glibberstukken is het wel prettig om een stukje ‘oldskool’ hard te lopen. Alleen de benen protesteren krakend. Die zijn er nu echt wel klaar mee. Niemand wint de eindsprint naar de nieuwe begraafplaats echt. We doven uit.

maandag 7 februari 2011

Frisse neus

Tussen de prikkelstruiken en de ziektekiemen...

Wijsheid
Het stinkende zweet dat mijn lijf uitperst ruikt naar afgestorven ziektekiemen. ‘Overwonnen ziektekiemen’, zeg ik tegen mezelf, op het pad vanaf de Maas naar boven. Maar het stinkt er niet minder om. Voor me lopen Philippe 2 en Chouchou, die er zin in hebben, begrijp ik aan hun tempo. Mijn hoofd en longen protesteren, als ik mijn best doe om in het kielzog van de heren te blijven. Gelukkig mist Chouchou even verder een pijl die ons pad aanduidt en mag ik een stukje spoorzoeken in het kreupelhout waardoorheen de route ons voert. Ik ben gelijk helemaal in de Barkley-in-België- stemming als eerst P2 achter mij kopje ondergaat in de bramen, en ik hem daarna volg, aangemoedigd door zijn kreet van onbehagen. Na wat doornen te hebben verwijderd uit diverse ledematen rennen we zo goed en kwaad dat mogelijk is door naar beneden. Daar wacht ons een vlak stuk Maasoever. Chouchou is zo blij dat zijn knie het weer doet dat hij de komende kilometers tot de sluis bij Houx in volle gallop aftikt. Ik baal een beetje van de overgang van de ‘maquis’ naar het saaie rechtdoorstuk langs het water. Ik kan daarbij het tempo van de ontketende Chouchou niet bijbenen. Hij gaat hard, ik pas. P2 blijft een beetje bij me.

Regroupement bij de sluis. Hier slaan P2 en Chouchou af naar links, de sluis over. Een paar honderd meter achter ons loopt Christophe, die wilde nog wel een stukje met mij mee de berg weer op bij Houx. In mijn eentje heb ik daar vandaag even geen energie voor. Naar boven gaat het, vrij stevig zwetend naar Poilvache. Ik weet nog net hardlopend boven te komen. ‘Goede training’, bedenk ik. Maar het doet pijn aan mijn lijf. Weer terug bij de sluis drie kwartier later voel ik me aardig verrot inmiddels. We steken de Maas over. Gelukkig is Christophe altijd lekker steady, en niet te snel, een prima dikke beer om je een beetje aan op te trekken bij mentale tegenwind.

Aan de overkant van de Maas een ‘chemin de halage’ terug richting Dinant. De moed zinkt me in de schoenen. Het is toch niet de bedoeling om nog vijf kilometer via dit asfalt parallel aan de rivier terug te lopen? Saaaaiii... Ik mok wat naar Christophe. Die geeft me ter compensatie de slurf van zijn camelbag. ‘Drink!’ Prettig vocht. Ik heb met mijn wollige kop vanochtend niet de helderheid gehad om mijn eigen water mee te nemen. Ook mis ik mijn winegums.

Dan verlaten we gelukkig het saaie stuk, om gelijk weer via een geitenpad het Maasdal uit te klimmen. Naarmate we stijgen wordt het pad wilder. Het laatste stuk van de klim is als pad al een tijdje in onbruik geraakt, we volgen wat plastic slingers tussen de bomen, die dienst doen als wegmarkeerders. Het is meer dansen op een plaatje van Madness dan hardlopen, wat ons voortbeweegt en ik ben trots op mezelf dat ik niet nomaals omval.

Na de bosschages bereiken we een weggetje op het plateau waar ik wel eens eerder met Chouchou en Nicole liep na een hilarische verdwaling. Vanaf hier ken ik de weg. We zijn op een half uur van het casino in Dinant en vandaar begint de laatste kilometer naar de arrivée via een laatste klim over een heus rotspaadje.

Koud en trillend loop ik de vertrek en aankomstkeet binnen. In alle wijsheid besluit ik om niet met een Gaulloise te beginnen, als ik eindelijk zit, maar met een Kriek. Ik heb het koud en zie dat het bloed uit mijn vingers is weggetrokken. Mijn handen zijn gevoelloos. Het bloed focust zich even op de kern van mijn lichaamsfuncties: warm worden en alcohol afbreken. Pas nadat ik droge kleren heb aangetrokken en mijn bier opheb, doen mijn handen weer normaal. Ook het trillen houdt nu op.

maandag 31 januari 2011

Zwijnstein

Ben weer op dreef: urenlang ontbijtvrij

Mist

Het mist vlagen, flink bevroren. Op de heuvelrug steekt de zon net boven de bomen uit, alsof de lichte bal aan de toppen zit vastgevroren. Vandaag een exercitie aan de andere kant van de Maas, met de armée jaune, onze club vegetarische bierlopers.

Rouillon ligt er sprookjesachtig bij, ik kan me slechtere plekken bedenken voor een rondje ‘Sept Meuses’, zoals José dat zo mooi had aangekondigd in de maandelijks nieuwsbrief, die zeker vijf keer per jaar verschijnt. Net als vrijdag is het bos een diepvries. Geen zwierige looppassen dus. Meer een soort mijnenveldtraverseerstrategie. Maar het is de moeite waard: nieuwe vergezichten, als de zon het even wint van de mistflarden. Sprookjesachtig, en net iets minder steil dan aan ‘onze’ kant van de Maas.

Halverwege de heuvel ergens op een stuk asfalt in de richting van een gehuchtje lopend ontwaart Nicole in flets gebroken tegenlicht een stuk of tien ontaarde bosvarkens, wat volwassenen spul gevolgd door halfvolwassen biggen. Ze zoeken een plek om het bos in te geraken, maar zitten klem tussen het dorp, het grote dichte hek aan de kant van de weg, en ons, een horde hardlopers. Er rest de dieren na een minuutje zoeken slechts één uitweg: door het schrikdraad het veld in. Een knorrenfamilie op drift.

Boven bij Sept Meuses, een uitzichtpunt waar bij normaal zicht zeven kronkels van de Maas te zien zijn, volgt een desillusie! Ik kan ver onder me niet eens één stukje Maas ontwaren, laat staan nog zes meer. Een dikke plak mist heeft het Maasdal stevig dichtgeplamuurd.

Na een uur en een half zijn we terug bij ons vertrekpunt. Daar staan de autos en de eerste ‘gelen’ zitten alweer achter een verwarmd stuur. Ik ben net lekker warmgedraaid en vraag José naar een mogelijk parcours richting Evrehailles. Mijn vraag activeert de afdeling ‘hardcore’ binnen de gelederen. Stoer kachelen we twee minuten later verder, hardlopend, getooid met petten handschoenen en een rode Rocky lap om het hoofd van Christophe. ‘Als paracommando’s in de Congo’, grap ik. En voor we het weten ontspint zit een heftige discussie over het einde van België. Heb ik weer. We zijn met zijn vijven, een gezellige bende.

Een stuk verder lopen we stug langs een gevaarlijk bord dat een drijfjacht aankondigt. Gelukkig hebben we de zwijnen net de andere kant opgestuurd...
De jagers die we even later tegenkomen mopperen wat over verboden toegangen, maar houden ons niet tegen. Vreemd volk, die jagers.

Ik vergat te ontbijten vanochtend en het is twaalf uur geweest. Honger knaagt. De paar winegums die ik in mijn rugzak opduikel voldoen niet. Als we via de spoorbrug de Maas oversteken voel ik me duizelig, ik probeer me te verbeelden dat mijn lijf overschakelt op verbranding van vetreserves, nadat het avondeten van gisteren is verstookt en misschien ook wel het bier. Loopwetenschappelijk vast onzin allemaal, maar t houdt me op de been. Nog één flinke helling te gaan. De dood of de gladiolen! Ik probeer voordat de energievoorraad helemaal op is snel hoogtemeters te winnen, maar ben dat halverwege weer vergeten, als het allemaal best wel los lijkt te lopen. Over de laatste anderhalve kilometer asfalt sprint ik met Amaury naar de denkbeeldige eindstreep, bij de begraafplaats. De rest vindt het wel goed zo en is allang blij dat de lunch in zicht is.

vrijdag 28 januari 2011

Frozen mud

Net als in de film...

Rode Zwaan
Zestig ton oud treinstaal blokkeert ons pad. We klunen langs de oude dieselloc en worden begroet door twee bekenden, die op de spoorbrug aan het werk zijn.

Nicole heeft al voor vertrek een gat geslagen in de voorraad winegums. Het parcours is hard en onberekenbaar: Het vocht van twee weken geleden is nog niet helemaal weg, het is een modderfestijn, grotendeels bevroren. Ik voel mijn enkel weer na de eerste bevroren hobbelpassages, en ook mijn knie herinnert zich Olne, maanden geleden alweer… geen dag voor afstanden, meer voor hellende vlakken. Vandaag wat hoogtemeters in de buurt maken dan maar.

Mooi. Vernatte, wat klooien rondom Tricointe, de brug over de Bocq in het dal en dan de Gayolle. Over het asfalt, minus de finale. Nicole trekt het allemaal. Niet te snel, maar het blijft stug doorgaan. De bloedverdunners doen wonderen. Dan terug naar Bauche licht afdalend, de Bocq weer over. Nicole slaat af, huiswaarts. Ik kijk of de zigzag van Vivaqua nog wil, wissel mijn steunzolen bij het pomphuisje en loop hard door naar Durnal. Ik heb nog wat energie, merk ik. Door dan maar. Na een kilometer saai asfalt rechtsaf kniepijnrecht naar beneden, naar Chansin, waar ik de Bocq voor de derde keer kruis. Nog eentje dan, om het af te leren? Dat geren moet natuurlijk niet te leuk gaan worden.

Ik heb per ongeluk een paar erg mooie stukken parcours aan elkaar gekoppeld, maar het is tijd om er een eind aan te gaan breien. In de finale probeer ik heel stoer de andere kant het plateau op te rennen. Voor de sport via het ellendigste geitenpad in de omgeving. Een brug te ver. Ik capituleer en hijg mijn longen uit over de strook rotsige steen die het pad vormt. Alles steekt en protesteert. Ik begrijp het teken, denk ik. Het was wat ruig allemaal. Rustig aan huppel ik verder de berg over naar huis. En bij het station besluit ik dat rustig uitlopen er vandaag ook bij hoort. Een soort van spierpijn voor de kachel…

En toch klopt het allemaal wel weer. Ik voel me de ontbrekende Rode Zwaan uit het Zwanenmeer….

http://www.runmap.net/route/805611

vrijdag 21 januari 2011

Mexicaanse Griep

Een weekend in NL vraagt om typisch NL geren

Licht therapie

Het schemert en ik schemer een beetje mee. Achter mij ligt de stad en de zon raakte ergens ver bij Rotterdam de Noordzee. Ik dacht altijd dat de zon onderging in het westen, maar vandaag ging hij vooral onder in het zuiden. Het zal de tijd van het jaar zijn. Mijendel, een 070-duinnatuurgebied, bleef liggen onder mijn voetsporen. Op weg naar het noorden vanaf het Zwarte Pad in Scheveningen, langs de collega’s van Lijn 21 (HTM) kwam ik in het laatste daglicht nog wat fietsers en verlate wandelaars tegen. Maar hier bij de Wassenaarse Slag zijn alle lichten al ontstoken en beweegt de schaarse mens die ik tegenkom zich slechts nog gemotoriseerd.

Ik kruis de laatste duinenrij en duik naar beneden het strand op. De schemer perst er even wat meer licht bij, lijkt het. Het is de reflectie van het zeewater en mijn open blikveld naar het zuiden, waar de hemel nog veel lichter is dan de donkerte in het noorden, inmiddels achter mij. Ver weg zie ik het schijnsel en de contouren van Scheveningen. Daar ergens staat mijn fiets. Ik ben een uur onderweg. De koude noordenwind die vlak voor zonsondergang nog onaangenaam was, is gaan liggen. Jammer, geen wind mee.

Het strand voelt zompig aan, ik maak diepere voetsporen dan me lief is. De demping is super, maar ik voel aan mijn bovenbenen dat het aardig wat kracht kost. Ik geniet van de eenzaamheid, in de verre nabijheid van velen. Ruim drie kwartier verder op 180 graden krioelt een half miljoen zielen, een vreemd idee op deze plek, links van het ruisende water. Het hemelse licht zwakt nu merkbaar af. Ik volg het verse spoor van een terreinwagen op het strand. Ik neem aan dat die terreinwagen wist waar hij moest rijden, en de twee grove lijnen zijn in de inmiddels aanzwellende donkerte nog net te ontwaren.

Vreemd, zolang rechtdoor rennen. Scheveningen in de verte licht op als het einde van een tunnel. Hier voelt het bijzonder desolaat. Een half uur verder wordt het zicht beter door naderende schijnsel. Ik verleg mijn koers iets landinwaarts en ga lopen waar in de zomer de strandtenten worden opgebouwd. Ter hoogte van mijn fiets, die boven op de parkeerplaats in de duinen staat, besluit ik nog even door te lopen naar het Kurhaus, symbool van weelde. Ik ben benieuwd naar het contrast tussen de duistere eenzaamheid waaruit ik net kom en de verlichte stad waar ik een klein uur op uitkeek.

De tegenstelling is groot, zoals ik verwachtte. Het stinkt naar vette poffers, shoarma, pizza en snacks. Als ik vaste grond onder mijn voeten krijg valt mij op hoe hard harde ondergrond zijn kan. Ik passeer op de boulevard enkele toeristen die me observeren. Vast een vreemd gezicht, zo’n wezen met een zwarte strakke broek, een gele windstopper en een geel rugzakje... Casino! Schreeuwt een neon op links me toe. Ik loop met lichte walging om de MacDonalds heen. De stank is niet te harden. Opvallend veel ruik ik, normaal levert mijn neus niet zoveel prikkels aan als vandaag. Misschien is het de intredende vermoeidheid?

Dan zie ik het kasteel-achtige Kurhaus. Ik rond de groteske homp steen en loop tussen een tijdelijk opgestelde kunstskipiste en een schaatsarena door. Er steekt een koud windje op. Vreemd moment voor zo’n koud windje, denk ik nog, en loop snel door naar mijn fiets, een kleine kilometer verderop. Een berichtje van Nicole op mijn GSM, zie ik: 'Vriendin Hedwig ligt ziek in bed, met Mexicaanse Griep...'

http://www.runmap.net/route/799222




maandag 17 januari 2011

Bruinhemden

Een vruchtbaar relaas...

Modderfactor
De modder is vet. Christian loopt voor me, laverend tussen plassen, een stukje diarree achtige smurrie en glibberige geribbelde en glimmende vruchtbare tractorsporen. En dan heb je ook nog eens hordes wandelaars die hun best doen om overeind te blijven op dit parcours. Na een glijpartij door het veld naar beneden passeren we een moerasbosje en gaat het weer door een nieuw veld naar boven. Gelukkig is mijn tenu niet gewassen na het vorige modderballet twee dagen geleden. Niet zo zinvol.

Net na de bosrand beginnen diverse ingewikkelde prikkeldraadversperringen. Ik zie er twee, maar mis bij het passeren van een groepje wandelaars een derde valstrik, een los stuk gekringeld roestig prikkeldraad. Het bijt zich in mijn kuit vast als een hongerige pittbull. Schud- en trekwerk in looppas heeft geen bevrijdend effect en daarom stop ik toch even om me van het gerafelde schroot te ontdoen. Mijn strakke broek is gehavend en in mijn kuit zie ik een paar gaatjes. Levensgevaarlijk, die veldloopjes.

Boven bij de eerste huizen van Dinant wacht ik op de rest van de meute, die wat tijd neemt voor de zweetpartij op de eerste hellinkjes. Vrij snel al zie ik Nicole arriveren, die strak naar boven koerst. She’s back in bussiness, zo te zien. Het peloton lopers van ons clubje kanaries is hier al aardig uiteengeslagen, dat belooft wat voor het vervolg...

Na een kilometer of vijf sla ik met José en Christian af voor een extra rondje van drie kwartier, de rest van de club blijft het hoofdparcours volgen. Gelijk gaat het tempo omhoog, ik had het kunnen weten. Le vieux loup, José, de oude wolf (64) trekt er flink aan. Het is altijd een testosteronspel met hem. Hij rent als een jekko, ik laat hem begaan. Christian begint achter ons te stomen als een locomotief en verliest terrein. Ik blijf op een paar meter achter de ouwe rot en merk dat dat hem aanspoort om te versnellen. Killer’s instinct.

Vrij snel na de afslag een smal paadje op ontwaren we de wiegende kuiten van een joggende blonde dame voor ons. De weg stijgt. Hoewel José eindelijk wat in begon te houden en Christian ons weer wat genaderd was, werkt het blonde achterwerk als een rode lap op José. Hunter’s instinct. We racen de dame voorbij en ik hoop dat José snel eens gaat instorten, want het begint vermoeiend te worden zo. Eindelijk hapert dan de motor, een kilometer of wat voor we weer op het hoofdparcours aankomen. José trekt toch nog een sprintje en moet dat vrijwel meteen duur bekopen, half kotsend hangend over een Nederlands-talig bordje ‘Weg in slechte staat, keer terug’. “Tu vois, les Flamands viennent nous coloniser”, kreunt hij uit. Ook een zienswijze. Gevoelige materie. Koloniseren of ontwikkelen, het ligt dicht bij elkaar. Even later voegt ook Christian zich bij ons.

De rest van de tocht voert ons weer over een paar wonderschone moddertajecten waar de zwijnen spontaan van zouden gaan glimmen. De wandelaars kiezen voor het grote deel voor de hogere drogere varianten van het stuk bos, bezijden de weg, maar ik merk dat het in het midden van de blubber nog redelijk lopen is. Onder de enkeldiepe laag zachte prut ligt een stevig stenen pad. Veel wandelaars mopperen, maar ik kom steeds meer in mijn element. Ik adviseer een van de mopperaars het eens hardlopend te proberen. Hij kijkt me aan of ik van Mars kom. De laatste twee kilometers vreten we weer asfalt. Na al die modder bijna een verademing.


Terug bij het beginpunt van de wandeltocht is er bier en vreten, maar dat laatste slaan we over. In de auto terug met José vertel ik hem over de Barkley 100. Ik zie hem denken: “Il est fou, ce mec.”






vrijdag 7 januari 2011

Buitenspelen


Mist, modder, regen, smeltwater, sneeuw, ijs en Chouchou

Kniehoog

Het weer doet uiterst geheimzinnig. Het is een graad of tien, schat ik, en het regent en mist. Het pakket Kerstsneeuw is bij lange na nog niet gesmolten. Hier en daar loop ik met Chouchou door kniehoge sneeuw. Bij een lager gelegen deel van een glooiende vallei boven Crupet loopt ons pad door een overstroomde beek, die mythische proporties heeft aangenomen. De regen en het smeltwater laten alle beekjes en rivieren exploderen, maar van dit geval dat tien meter breed is geworden kende ik het bestaan tot vandaag niet eens. Ik heb het droge voeten idee al een half uur geleden opgegeven. In Crupet deed ik mijn schoenen nog uit op een waadplek in het dorp zelf, maar de droge voetenpret bleek van korte duur: Zelfs het stuk asfalt na het dorp is voor de helft ondergelopen met water, dat zich tussen barrières van smeltende sneeuw een weg baant naar beneden. België zakt weg in het moeras, en dat is vandaag niet alleen een politiek statement.

Bij de brede waterplek kijk ik naar Chouchou. Hij kijkt me uitdagend en van binnen licht juichend aan. Droge voeten? Forget it! Ik kijk even naar mijn nog slechts vochtige schoenen en stap dan het enkelhoge water in. De temperatuur van het water valt mee, het is in ieder geval boven nul. Bijna aan de overkant stap ik in een kuil en het water stijgt tot net boven mijn knieën. Gelukkig blijf ik overeind.

Het voordeel van natte sokken is dat je geen vrees meer hebt voor natte sokken. De sneeuwmodderhel iets verderop valt daarom eigenlijk wel weer mee. Verder dan enkeldiep wordt de koude slurrie nooit en sneeuw, ijs en modder vormen een interessante afwisseling.

Omhoog naar het kasteel van Ronchinne merk ik dat Chouchou moeilijker gaat lopen. Hij wilde drie uur op de been blijven maar dat leek me wat veel. Eerst de magische twee uur maar weer eens slechten, een allerlaatste test voor het been.
Knie doet vrolijk mee en hem verklaar ik definitief genezen als we tot bij Vernatte zijn afgedaald. De enkel geeft zachtjes nog acte de presence, maar gezien het stoere parcours van vandaag mag dat van mij ook wel. Na Chouchou in Bauche te hebben achtergelaten rest mij nog een miniverrassing vlak bij huis. De Bocq stroomt over tweehonderd meter over het pad, en ik heb geen zin om weer scheenhoog door de bruine zooi te moeten waden. Gelukkig is de doorgang hogerop het talud een stuk beter. Na wat boomklimmerij over omgevallen struweel bereik ik mijn huis.


http://www.runmap.net/route/787379

maandag 3 januari 2011

sneeuwpret

Tis 2011 en we leven allemaal nog...

Nieuwjaarsduik

De oprit is glibberig en de weg naar de camping aflopen is best een hele klus. Ik voel zeven verschillende vormen half gemolten ijs en sneeuwvarianten onder mijn profiel wegglijden. Het is vroeg in de ochtend en grauw mistig. Lekker even lopen, weg van het volk in ons huis. Het hoofd zit vol. Met volk, met de resten van onverwerkte doses alcohol en slaaptekort en met de wegebbende nastress van Nicole’s bloedproppen.

Tot in het bos weet ik mijn voeten droog te houden, maar bij de verruïneerde stuwdam in de rivier vlak onder ons huis is het kiezen tussen een modderbak of een ijsklimpartij. Ik ga voor optie één. Natte voeten in ruil voor een passage zonder kleerscheuren. Even later loop ik vlak langs de rivier over een weg waar een 4x4 is gepasseerd. Ik kan in de scheenhoge en na vijf dagen dooi ingeplempte sneeuw kiezen uit vier bandbrede sporen waarin ik mijn voeten kwijt kan. Een mooie training, maar zwaar, want de diepe sporen dwingen me mijn voeten hoog op te tillen. Na een paar honderd meter verlies ik het ritme, blijf ik met één schoen achter een sneeuwrand hangen en duik ik head first voorover in de sneeuw. Tis even wennen...

Ik denk even aan Dirk Jan, die in ons huis baalt van de schade aan zijn auto, veroorzaakt door Chouchou, die in al zijn enthousiasme gisteren met zijn zware fourweel drive bulldozer de deur van Dirks karretje ontwrichtte... Materiële schade, maar toch...

Het is niet koud, mijn jasje kan uit, ik ben opgewarmd. In Bauche liggen metershoge hopen smeltende sneeuw, maar na al die dooi is het asfalt nog steeds niet sneeuwvrij. De lichte vorst van vannacht heeft van veel stukken weg een ijsvlakte gemaakt. Ik loop naar boven via het bos om even te kijken hoe alles erbij ligt. Maagdelijke stukken sneeuw en modderbaden wisselen elkaar af. Er liggen nog steeds grote massa’s sneeuw overal. Er is zoveel gevallen dat het hier nog wel een paar weken ligt. En ik sluit niet uit dat er volgende week weer een laagje bijkomt. In een soort sneeuw/moddergeul omhoog beland ik in een doolhof van takken van een omgevallen eik. In zijn val heeft de eik nog wat omwonend kleiner boomgrut meegenomen. Ik worstel me klimmend, glibberend en kruipend door het obstakel heen. Op het open stuk van de helling ligt dan weer een dik pak sneeuw. Als een dressuurpaard probeer ik erdoorheen te ploegen, maar na een paar minuten geef ik hijgend op. Ik wandel de laatste 50 meter naar het bos, waar de sneeuw weer penetrabel is. Aardig gesloopt kom ik na 45 minuten aan bij de renclub in Evrehailles. José komt net aan met zijn auto en ik help hem twee kratten bier uitladen voor straks na het lopen. Tis tenslotte de eerste training van het nieuwe jaar.

Het is voor enkelen even schrikken als ik over Nicole’s malheur vertel. Gelukkig reageren ze opgelucht op het feit dat ze al had uitgevonden op internet dat longembolie en marathon geen onmogelijke combi is. Dan vertrekken we voor een uurtje sneeuwstampen boven langs het Maasdal. Uitzicht met een gouden randje: Strak blauwe lucht hierboven en een Maasdal onder ons vol mist. De rivier is niet zichtbaar, maar het plateau aan de overkant schijnt in alle pracht.

Na de loperij bier en chips. Een degelijk ontbijt om half twaalf, maar ik houd het na een zoet vrouwenpintje voor gezien. Ik bedenk een sneeuwvrij parcours naar huis, vergis me daarin natuurlijk en ploeter in een dik half uur naar huis. Geen slecht begin van een nieuw jaar zo... toch?