maandag 23 augustus 2010

Vocht, verlies

Loopweekend met mixed feelings, 24 k, 12 k, heet, benauwd

Tegenkracht

Noem het tegenkracht. Tegenwind bij windstilte. Zo voelde het een beetje. Iets gaat vanaf de eerste stappen niet zoals gepland en bedoeld. Tussen Den Haag en Katwijk. Misschien waren het de hitte en de benauwdheid. Misschien een periodiek dipje. Misschien nog wat vermoeidheid van afgelopen tijd. Feit is dat het hét niet was. Stroef beginnen, opstroeven, doorstroeven. En er niet uit uitkomen.

Ik moet toegeven dat Nederlandse loperijen me nooit echt geboeid hebben, behalve als ik met mijn blote voeten het zeewater kan beroeren. Te lang achter elkaar één richting op. En om in de zon die niet stond ingepland een lang end te gaan draven was wellicht wat onhandig. Nou ja. Zoiets noem je dan maar een training. Is het nog ergens goed voor. Weten we dat ook weer.

Twee dagen later ging het beter. Nieuwe parcoursen verkennen, het plateau op naar het zuiden, richting de Maas. België dus. Dat scheelt alvast weer. De mannen van de club komen me uitdagen. ‘Huh! Die trail is niet helemaal gelukt hè?’ Onderhuids sarcasme. Gelukkig is dat bij Belgen niet zo hard. Licht gekrenkte egootje wellicht.


Ik loop soepeler dan twee dagen geleden, niet hard, voel mijn enkel nauwelijks over de soms toch moeilijke ondergrond. Ik klets met Henry. Die probeert er nog van te maken wat er van te maken valt. Voelt zich slecht, acht kilo zwaarder. Zijn vrouw voelt zich nog zwaarder en beroerder. Maar New York nadert. Er moet nog stevig getraind. Ze zetten door. Berangère zie ik lopen. Zij springt een beetje als een hinde. Een soort zweefpas. Mooi om te zien, maar het lijkt me energievretend. Het omgekeerde van Chi-running, zeg maar. Het is benauwd, geen fijn renweer. 'Laf weer', zou Siem zeggen. Beter bos in de zomer. Koeler, meer zuurstof en schaduw. We naderen het dorp. De haantjes van de club trekken nog een sprintje. Ik pas, te warm. Ben wel weer blij zo.

woensdag 18 augustus 2010

woensdagmiddag aan t strand

Vlaklopen, zand

Blauw

Het eerste stuk vanaf de strandtent waar ik start is listig. Het zand lijkt hard en goed renbaar, maar dat is het niet. Het kost me veel energie. De nieuwe fysio heeft mijn been blauw bestickerd. Ik ga testen of de tape het houdt in de zee. Na een tijdje is het zand prettiger geworden en loopt het soepeler. Ik zoek op de brede zandplaat een paar minuten het water op. De tape lijkt te houden. Het water is redelijk in beweging, het ebt weg. De zee is groen en schuimt, de lucht loodgrijs. Het waait. Niet heel hard, laten we zeggen dat het uitwaait. Kwallen drijven dood aan land. Ze liggen als blauwgeleiige molshoopjes op het zand, in alle maten. Een stuk verder op het strand een zwerm bonte zeekippen. Zwarte, bruine, witte... Meest meeuwen. Apart van de zwerm staan drie Jan van Genten, gekke beesten, onwennig, verdwaald. De meeste vogels waggelen -verstoord door mijn geren- wat aan de kant. De Jan van Genten vliegen weg. Ik zie en voel snel waarom de vogels daar bivakkeren. Er is net een lading verse schelpen aangespoeld. Veel mosselen, een feestmaal. Blij dat ik geen vogel ben. Al dat zand in je vreten... tussen de schelpen zit veel scherps, voel ik. Dat komt vast door die vogels, die de schelpen op hun kant leggen, waardoor ik op de gekartelde schelpenranden stap. Het masseert.

Ik zie in de verte de bouwsels van Kijkduin, ik ben nu goed warm. Dat duurt lang op zo’n vlak stuk. Er is weinig volk. Een vrouw kijkt naar de zee, aan de rand tot waar de golven komen. Ik denk dat ze verdrietig is. Relatie gesneuveld, ouder overleden. Of ontslagen. Of psychotisch. Of aan het uitwaaien. Dat kan ook nog met dit weer. Kijkduin. Tijd over. Ik loop door. Hard strand, schelpenloos en niet eens kwallen. Een groepje serieuze volwassenen in gesprek, ernstig. Wandelaars. Op woensdagmiddag? De hoofdman is ook op blote voeten, herkenning... Collega’s in training.

Het is tijd. Ik keer om, zelfde parcours, andere kant op. Ik loop een minuutje voluit, vermoeiend. En dan een stuk langzaam. Dat herhaal ik een paar keer. Buiten adem. Zo! Sloof ik me ook eens uit. Intervallen, heet dat. Geloof ik. Volgens het boekje.

Zo’n uurtje strand is snel om op deze manier. Net een soort samenvatting van een uitgebreide strandwandeling. Compact luchten. Zonder warme chocolademelk en appeltaart (hmm lekker!). Jammer.

zondag 8 augustus 2010

Voor de val

Mislukte aanval op eigen afstandsrecord: hoogmoed

Heur
Prima weer. Dat was het niet. Het startpunt een kasteeltje, mooi. Weinig deelnemers, een stuk of 150. Een welhaast intiem sfeertje. Relaxed wegdribbelen na de start. Een kilometer of wat over asfalt, dat dan weer wel. Hier in Charleroi geen trailpuristen. Wel zo luxe eigenlijk. We happen kilometers door vergane boomoverwoekerde industriële glorie van Wallonië, een cursusje geschiedenis trekt aan ons voorbij. Ik vergeet dat het ver is, krijg er zin in. Zoveel werkloosheid om me heen en ik een beetje rennen, gek idee. Ik zie een dame voor me aan wie Laaglandrenbladen artikelen wijden. Dat doen ze alleen als je een aardig potje kan rennen. Ook dat vergeet ik even. We kletsen wat. Dan rent ze gelukkig hard weg, naar beneden, beter voor mij.

Wat verder word ik opeens langzaam best moe. Na hoeveel kilometer weet ik niet, ze deden niet aan bordjes met het aantal gelopen kilometers, dat hoort niet bij dit soort stoere hardloperij. Het zal een uur of twee na de start zijn geweest. Opeens voel ik dat ik allerlei lichaamsdelen heb. Een rug, bovenbenen, enkels. Meestal sta ik daar niet stil bij maar vandaag wel. Ik overweeg mijn schoenen uit te trekken. Om een daad te stellen. Om mezelf aan het schrikken te maken. Ik doe het toch maar niet. Ik ken mezelf. Trek ik mijn schoenen uit en loop ik er rustig nog een paar uur mee door.... Ik loop toch maar geschoeid door. Soepel gaat het niet echt meer. We zijn ruim drie uur onderweg. Iemand beweert dat we 28 kilometer hebben gelopen. Dat is de helft, schrik ik! Ik knak. Mentaal dan. Niet bij stilgestaan dat je na zolang pas wel eens halfweegs kan zijn. Ze zouden de helft van 56 op iets van 19 moeten bepalen. Dat is veel humaner.

Ik knak dus. Ga er pardoes van wandelen. Geen marathon voor mij vandaag, bepaal ik binnen seconden. Laat staan meer. Vanaf dat moment ben ik helemaal gelukkig. Ik ontwikkel een nieuw aangepast strijdplan. Ik stap uit na de eerste ronde van 36 (of 39). Dan passeren we het kasteeltje weer. Das ver genoeg om een pint te hebben verdiend. Ik ren weer van genoegen over mijn strategisch vernuft. Ha, het is opeens bijna gedaan. Nou ja, bijna. Het ruime uur dat volgt kost me veel energie. Ik heb het zwaar. Ik dribbel wat naar beneden, word veel ingehaald. Mijn enkel doet pijn. Dan loop ik weer een stuk. Ik kom een aantal dode lijken tegen. Praat met ze. Enkelen komen tot leven. Mensen aan het eind van hun ding. Het voelt comfortabel. Zij zijn verrotter dan ik. Wat een lijkenlucht dat laatste half uur. Niet meer kunnen en dan toch doorgaan. Daar zit iets tegenstrijdigs in. Uiteindelijk de meet dan toch. Of ik niet toch doorga 20 km? Even nog twijfel ik. Even dan. Want 2o km is echt nog een heel stuk verder dan de auto. Het is klaar. Ik kan dit niet. Blijven oefenen!

Wat me in verslagjes van anderen dan opvalt zijn omschrijvingen als een mooie trail, mooi landschap en meer van dat soort loftuitingen. Ik zie vooral uitgemergelde lopers, een afstervende streek, bijna het armste gebied van Europa, vergane glorie. Wat me aan natuur opviel waren vooral de hoeveelheden paddestoelen die wij lopers hadden omgehakt. Schimmel en rotting. En ik vind dat nog boeiend ook. Ik ben toch geen misanthroop aan het worden?

woensdag 4 augustus 2010

Voor Heur

Nog vier dagen...

Lang en klein

Ik tel dagen af. Zondag betreed ik nieuw terrein. Meer stappen achter elkaar dan ooit hiervoor. Verder, langer. Veel verder, veel langer. Ik bedenk wat dat kan betekenen. Meer spierpijn? Meer honger onderweg? Moet ik eten onderweg, en wat dan? Koekjes of van die snickerachtigen bevallen nooit zo bij inspanning. Een banaan wel, maar om nou op bananen te gaan? Een droge worst? Een rijpe avocado, misschien. Dat plamuurt lekker. Beetje zout en peper erop, wat olie.... Wordt wel een prakje in de rugzak, maar alles zal wel een prakje worden. Hersens, spieren, maag, enkels.

Het is ultra-bekend, aan gene zijde van wat ik ken. Wat zei Gideon ook al weer? ‘Niet in afstand denken. Tijd is je vriend, niet een vijand waartegen je strijdt. Het is leuk om te doen. Dus hoe langer het duurt, hoe groter de fun.’ Mooie gedachte, hoop dat het werkt. Niet te hard van start gaan, in de verste verte niet in de buurt komen van mijn grenzen. Gereserveerd lopen, krachten sparen, het lijf voeden en laven, leegte in mijn hoofd, niet denken.


Ik denk terug aan Battice, Gougnies, Ohm. Mijn enige ervaringen boven de drie uur. Na een kilometer of dertig word je gewoon heel erg moe. En heuveltjes zijn killers, als ze wat langer duren. ‘Tijd win je in de afdaling, niet bij het stijgen’. Maar dat is net mijn zwakte, afdalen. Twijfels, onbekend terrein.

Misschien moet ik me focussen op het nieuwe, het frisse. Onbevangen alles op me af laten komen met een minimale strategie. 10 uur doen over 56 km is wandelen. Dat moet wel sneller. 7 uur is een mooie tijd, en alleen als het stijgen meevalt een theoretisch haalbare tijd. Ik denk dat er pas na het eerste rondje van 35 iets over te zeggen valt. Stiekem denk ik toch weer in tijden. De eindstreep halen is het hoofddoel. Dat eerste rondje moet ik zonder schade zien te overbruggen. Geen gels tot dat punt. Bananen en water de eerste uren en misschien wat van die mueslibar achtigen. Van tevoren yoghurt met paardenvoer, dat werkte de laatste keer ook aardig.

Verder klein worden. Weinig plek innemen. De kern overeind houden en meer niet. Respect voor de wedstrijd. Het zal vooral toch een strijd met mezelf worden. Iedere stap is er weer een.

Zo wat lopen. Strand, blote voeten door het water. Kop in de regen. Kleiner worden!