vrijdag 17 december 2010

arctic running


revalidatie laatste fase ....

Moonlight

Zilver licht en felle glinsters, bij ondergaan van de zon. Gelijk al bij het station valt het lopen zwaar. Nicole keert terug naar huis, de koude lucht slaat op haar strot. Ik vind het prima zo. Het heeft stevig gesneeuwd, ook het asfalt is met een dempend laagje bedekt. Voorzichtig aan in de eerste afdaling. Ik neem dezelfde weg als vorige week zondag. Vrij in het begin een lang stijgsel naar Durnal. Het karrespoor is moeilijk te belopen, onder een vers laagje sneeuw van een paar centimeter zit een opgevroren laag oude sneeuw, op plekken een verraderlijke combi, regelmatig glijdt mijn schoen zijwaarts weg. Zware kost, ik zweet als een otter, ondanks de kou. Boven mij begint een halve maan goed zichtbaar te worden in de vorderende schemer. De witte poolvlakte waardoor ik naar boven ploeter schijnselt blauwig LED-licht. Een weerkaatsing van de wolkenloze hemel, beredeneer ik, maar ik zit er vast naast. Het landschap is desolaat, ziet er anders uit dan normaal. Na Durnal daal ik af door een ruig stukje bos. Hier al een tijd geen mensensporen meer, wel zie ik de stapjes van een zwijn. Het is stil in het bos, eenzaam stil, en de maan wint het langzaam van het daglicht. Bij mijn laatste twee hellinkjes op een uur van huis bedenk ik me dat ik totnogtoe alles hardgelopen heb. Ik voel nergens echt pijn, de gevoelige plekjes zijn vertrouwd gevoelig, geen reden tot haperen.

Als ik na Durnal de afdaling weer inzet het eigen dal in zie ik mijn schaduw in de sneeuw. De maan geeft veel licht, en de sneeuw werkt als een spiegel. Maar als ik weer in het bos kom zet ik mijn lamp toch maar op mijn kop. Tegen het einde van de afdaling op een steil stuk ga ik even wandelen. Mijn knie voelt wat week en ongezellig, ik vat het maar op als een teken. Een ree kruist het pad, schrikt van mij en kruist het pad nog eens. Het dier lijkt enigszins van de leg. Twintig minuten later passeer ik het stationnetje weer. Ik wandel de laatste paar honderd meter naar huis. Knie hield het, ik ben trots op Knie. Hij mag na de Kerst weer mee op langer avontuur. Tot die tijd nog maar even consolideren…..

maandag 13 december 2010

Stijgende lijnen

Alle herbegin is moeilijk...

Reva

Zo langzaam mogelijk naar beneden lopen. Langzaam hardlopen eigenlijk, een ingewikkelde formule. Uiteindelijk blijkt naar beneden wandelen dan ook logischer. In de gebruiksaanwijzing van mevrouw de dokter staat dat de eerste hernieuwde loopmeters strak en glad moeten zijn. Over water zeker. Maar er is in de buurt even geen geschikt loopwater. Bergop gaat beter. Bergop drukt op een ander deel van de knie, is hiermee bewezen.

Revalidatieloopjes. Een drama, zou ik weken geleden bedenken, vermoed ik. Nu blijken ze eigenlijk wel interessant. Ik denk aan hardloopschema’s om te komen van een wandelaar naar een halfuur doorloper. Daar ben ik deze dagen ook min of meer mee bezig. Na een half uur ben ik bijna 5 kilometer verder. Het einde van mijn schema. Niet dat ik een schema heb, maar mijn knie geeft aan dat het weer even mooi is geweest. Tijd om een stukje te wandelen.

Na het eerste tussenwandelingetje kan het wel weer wat harder tot aan een steil stuk dwars door het bos. Han en Nicole zijn er vandoor. Dit soort revalidatieprocessen verlopen het best alleen natuurlijk. Weer op het asfalt aangekomen valt het me op hoe steil alles naar beneden loopt in deze omgeving. Daar sta je normaal niet zo bij stil eigenlijk. Zelfs wandelen wil hier niet echt op een prettige manier. Ik draai de zaken eens om in zoektocht naar pijnvrij voortbewegen en loop een meter of honderd achterstevoren naar beneden. Dat gaat makkelijker, maar de angst om achterover te kukelen maakt het er niet fijner op. Zijwaarts huppelen dan. Ook geen succes. Dan toch maar weer wandelen. Het wordt een boeiend bewegingsonderzoek.

Het lijf is inmiddels wakkergeschud. Het hart wil pompen, ik durf alleen niet zo goed. Het holle weggetje bij Crupet naar boven over de losse keienzooi. Kort maar krachtig. Lekker even hard uithalen. Boven ben ik moe. Het is duidelijk dat de knie wel weer klaar is voor vandaag. Nog een kilometer of vijf naar huis. Een aardige cooling down wandeling. Bijna thuis lukt het dan nog een kilometer in een hogere versnelling.

Revalidatieloopje drie bezegelt een opgaande lijn. De volgende try out wordt een uurtje non stop lopen in duinse omgeving. Hoop dat het onderstel dat dan trekt.

donderdag 9 december 2010

Haat liefde

reflectie

...
we liepen dagen, nee maanden
met kramp en wurgen
verzwaard van pijn en moei
wegen lang, moddersporen, bossen door
Uitgeput en klam van zweet
smachtend naar water
verlangend naar voedsel
tot spieren scheurend verstrakten
pezen schurend kraakten
benen weigerden
en ons gemoed ons verliet

we noemden dit hardlopen

Morgen maar weer eens wat loopschoenen aantrekken....

maandag 6 december 2010

revalideren

winterbandentijd

marche de noel a Spontin

Lang duurde het niet. Een klein arctisch rondje over een vrieswinddroogstralend plateau boven Spontin. Kniehoog was op plekken de sneeuw opgestuifd. Een kudde gele jasjes struikelend door een poollandschap. Het eindigde een uur of wat na het begin.

Het liep, hoewel niet constant vanzelfsprekend. Maar het kwam vooruit. Met plezier, toch even zweten en bijkletsen met Henry, vol nog van New Yorkse energie, 6 kilo lichter dan in de zomer...

Altijd lachen met de club. Favoriete huisvrouwenonderwerpen besproken. De pondjes, de maten, het weer en de ronde van Belgie. Ach ja en de knie ook, deze keer.

dinsdag 30 november 2010

OSO

Na de enkel de knie in Olne Spa Olne...

La cronica de una derrota anunciada

Het is koud, ondanks het zonnetje. ‘Mijn noten vriezen eraf’, zou Marcel hebben gezegd, als hij erbij was geweest. Feit is dat we al uren door een bevroren landschap dwalen. Gi zoekt een stevig stuk hout in het bos. Van hárd lopen is al weinig sprake meer de laatste kilometers en nu is het lopen eigenlijk ook best moeilijk geworden. Mijn knie weigert. Het daalt af door het bos. Ik ben blij met de stok, die het lopen iets ontlast. We worden al een kwartier ingehaald door achteropkomende lopers. Na een aanvankelijk bezorgd ‘ça va?’ klinkt nu vooral de vraag ‘wil je een pijnstiller?’, bij het passeren. Ik wimpel het af.

Gi blijft als goede kameraad bij me tot aan de ravito onder aan de berg in Spa waar een twintigtal rugnummers kronkelen om de verzorgingspost heen. Daar neem ik met zeer gemengde gevoelens afscheid van Gideon die het rondje afmaakt.

Ik ga op zoek naar een auto terug richting Olne. Een zeperd. Een klotegevoel om hier nu wat rond te hangen in de kou, en anderen hun weg te zien vervolgen. Ik wil warmte, ik wil een auto, ik wil dat ik de wereld voor mijn neus in twee splijt.... Maar eigenlijk wil ik ook helemaal niks meer. Ik baal en wil het liefst even iets in stilte in elkaar schoppen, maar ik zie zo snel niet iets geschikts om me op uit te leven en ik kan eerlijk gezegd niet eens fatsoenlijk op één poot staan om met de andere uit te halen. Ongepaste agressie. Een half uur later strompel ik achter iemand aan naar een auto die me terug zal brengen naar de startplaats.

Terug in Olne neem ik een warme douche in de keet, het clubhuis van de club die Olne Spa Olne organiseert. Warm water en een redelijk schoon douchehok is dan wel weer het voordeel van vroeg stranden. Ik probeer het warme water mijn gemoed te laten ontdooien maar dat lukt niet. Ook de ziel onder mijn arm wil maar niet wegspoelen. Aan het bier dan maar en wachten op de eerste finishers.

De eersten laten even op zich wachten. Nummer een boeit mij heel wat minder dan nummer twee, een jongen nog, uit de buurt van Eindhoven, die gewoon heel hard op wegschoenen loopt met aan zijn schouders een eenvoudig rugzakje dat hij mogelijk vorig jaar op school nog gebruikte. Als je wil winnen moet je gewoon hard lopen, straalt hij uit. Geen poeha. Hij hengelt met een bekertje in een pan thee voor hem op een kachel nabij de finish. Heel onsexy allemaal, zo’n bevroren wedstrijd over heel veel kilometers.

Zo'n jongen deklasseert onwetend eigenlijk een deel van de aanwezige trailelite met een grijns op zijn gezicht. Ik lach er in stilte om. Ach wat doet het er ook toe. Ik mag deze jonge hond. Goed mens.

Gideon moppert na het finishen over het parcours. Te veel asfalt, te weinig bijzonderheden. Hij had er meer van verwacht. Ik had het me ook anders voorgesteld. Naast een pijnlijke poot herinner ik me van de eerste uren van die ochtend vooral veel verharde wegen. Na een paar bieren en een bord met hutspot met worst stappen we om half zes in de auto, terug naar ons bos. Het sneeuwt licht.

woensdag 24 november 2010

Woensdagochtend

even mezelf uitlaten


Standje druilstrand

Bulldozers op het strand. Ze ontvangen me met een grommend zware dieselbas als ik het geduinte afloop. Het winterse strand bij daglicht ziet er vreemd uit. Alsof er een oorlog heeft gewoed. De strandtenten zijn weg en er lijkt alleen nog stevig zand te liggen, doorploegd met voren van zware poid lourds. Een hondenuitlaatservicedame is goed voor een zwerm bont gekwispelstaart, de ouderenbond van Den Haag lijkt zijn maandelijkse stranduitje te hebben gepland vandaag. Ik moet even wennen. Zoveel prikkels had ik niet verwacht.

Een warm aangeklede hardloper haalt me in. Het is nog te koud om gas te geven, zegt mijn systeem. Ik zie dat de jongen die me voorbijspeert grote stappen neemt. Ik zoek zijn voetsporen en meet mijn stapjes in de zijne. Binnen twee van zijn stappen lukt het me makkelijk om er drie te zetten. Geen wonder dat hij zo hard gaat.

Als ik warm ben gedraaid loop ik Kijkduin al binnen. Dat is het nadeel van korte loopjes. De helft van de tijd ben je aan het warmdraaien. Een stukje door de duinen dan. Rechts aan de horizon een deel van de skyline van Den Haag onder uitregenende wolken, een mooi gezicht. Hier in de duinen slechts koude wind, geen regen. Ik denk aan komend weekend. Blij nog even wat te lopen, voor het gevoel. De laatste dagen de meteo een beetje bijgehouden. Sneeuw zou mooi zijn zondag. Een dempende laag dons. Vin chaud time. Maar als de blubber ook al echt bevriest wel naar voor de enkels. Als het land er in de Ardennen zo bijligt als bij ons in de Condroz is bevroren modder vrij dodelijk. Heuhhh, niet aan denken.

Ik passeer de radarantennes bij Duindorp. Het zit er weer op. Ik stap het zand af het beton op. Klaar voor zondag.

zaterdag 20 november 2010

Duisternis


Weer eens een ander jachttafereel

Bat’s party

Het dalletje tussen de bronnen van Spontin en het dorp zelf is spookachtig in het donker. Het schijnsel van de hoofdlamp weerkaatst deels in de fijne wolkjes lichte waterdruppeltjes die overal hangen. Ook in mijn eigen adem weerkaats het felle licht, waardoor een soort blinde vlek onstaat. Ik hoor slechts gedempt geruis van de rivier.

Ik loop door een school witte nachtvlindertjes heen. Een vreemde gewaarwording eind november, ze reageren zichtbaar op het licht. Dan komt er een vleermuis de lichtbundel invliegen als een joint strike fighter. Ik schrik even. Het diertje is op jacht naar de vlinders, vermoed ik. Vijftig meter verder hetzelfde tafereel, nu met twee vleermuizen die van achter me het licht in schieten. Toch lichte huiver...

Het lopen valt mee, na vorig weekend. Bijna twee uur op stap en op wat enkelprotest na geen malheur in de benen. Knie ok, bovenbenen ok. Het scheelde wel om rustig aan te lopen en bij inname van enkele winegums zelfs even stapvoets te gaan. Va piano, va piano...

Ik klauter na de vleermuizen door een vochtig bos het plateau op, laat het spookdorp Spontin in de diepte achter me. Bijna boven voel ik, op een door een ijverige boer ondergeploegd stuk pad, mijn enkel nog een paar keer flink. Hier helpt de tl-balk op mijn voorhoofd weinig. Het oneffen stuk is nauwelijks in te schatten. Laterale krachten hebben vrij spel op mijn poten en nemen het er even flink van. Ik vervloek de boer, moet toch iemand de schuld geven. Na 150 meter krijg ik mijn pad weer terug, zij het flink vernacheld door wielsporen van een zware tractor. Iets meer dan twee uur gelopen, verklapt mijn uurwerkje als ik bij Dorinne een stuk asfalt bereik. Mijn enkeltje zwelgt van geluk, de rest van mijn lijf doet er het zwijgen toe. Zo ver van huis is het niet meer. Ik voel nu toch langzaam Battice terug in mijn gestel.

Het stuk terug het dal in is even afzien. Slecht zicht, een bladerendek op het pad dat venijnige keien bedekt en intredende moeheid wegen met de stap zwaarder. Uiterst tevreden toch draai ik even later bij de camping het laatste pad naar boven op. Nog een kilometer, weet ik. Even later sta ik in een warme kamer waar Nicole verwoed haar nieuwe computertje aan het inwijden is, naast een gloeiende kachel... De vleermuizen zijn hier ver weg.

http://www.runmap.net/route/759017




maandag 15 november 2010

Generale repetitie

Onbestemde dag, onbestemd gevoel

Slag bij Battice

Op een druilerige zondag overstroomt Belgie en ons beekje doet enthousiast mee. Een geschikt moment om gezellig op stap te gaan met 850 anderen. Een wedstrijd, da’s weer even geleden. Een mijl of twintig over asfalt, met vier heuse heuveltoppen, de ’quatre cimes’. Het vertrekt allemaal in Battice, in het Land van Herve. Naast Nicole en Chouchou doet ook José mee van de club, en Mumu loopt de zes kilometer, haar eerste wedstrijd. Een hele overwinning.

Ik heb Olne over twee weken in mijn achterhoofd. Geen idee hoeveel schade ‘Battice’ zal aanrichten. Ik neem mij voor rustig aan te doen vandaag, erg rustig aan. Nicole loopt voorop, ik volg. Ergens heel ver weg al loopt José, die is op dreef. Chouchou huppelt op en neer tussen ons en wat vooruit. Het gaat hem allemaal te langzaam. Na een paar kilometer merk ik al dat het niet optimaal loopt vandaag. Ik heb zware bovenbenen en voel mijn enkel vanaf de start. Licht, maar toch... Op allerlei manieren probeer ik mijn onderstel te ontzien. De asfaltwegen met veel rechtdoor zijn hard en wat slaapverwekkend, ook al is het landschap waardoor we rennen glooiend en niet onmooi. De sfeer om het parcours heen is goed. Veel mensen staan ons in de druilerige regenkou aan te moedigen en hier en daar maken locals er een feestje van met kratjes bier en harde muziek.

Na anderhalf uur krijgt Chouchou een sms van Mumu. Ze is een kwartier na ons vertrokken en als op twee na laatste gefinished op haar maidenrace. 6 km in 52 minuten. Geen tijd om van wakker te liggen, maar wel een dappere eerste stap op weg naar meer!

De wedstrijd sukkelt een uur of drie door. Na een kleine dertig kilometer gaat bij mij het licht langzaam uit. Chouchou is een eind vooruit, José al lang aan het bier, schat ik. Ik wandel een stukje. Nicole blijft doorgaan en ik raak achterop. Twijfel. Is het handig om mezelf helemaal te geven? Als de vierde vrouw met te dikke billen om hard mee te lopen me passeert haak ik maar weer eens aan. Vrouwen worden overal hard aangemoedigd. Het geschreeuw helpt ook mij vooruit. Dan de laatste ravito. Wat water, een paar meter wandelen... Nog twee kilometer te gaan. De paarden ruiken stal. Een clubje met een rustig tempo rent me voorbij en ik volg. De laatste paar meter afdaling. Klote om zo stijl over asfalt naar beneden te gaan op dit moment. De pijn schiet in mijn knie. Bergop daarna gaat het wel weer. We zijn weer terug in Battice en rennen een straat met huizen uit. Nu alleen nog een stijl klimmetje naar de finish. In de verte hoor ik de drums op de eindstreep. Het geeft energie. Genoeg energie om de laatste paar honderd meter naar boven nog even iets te versnellen. Aan de meet wachten Chouchou en Nicole me op. Ik ben kapot en voel me stom. En eigenlijk pas weer een beetje tevreden als ik tien minuten later achter een mooi rond en vol glas Val Dieu (brune) zit. Het maakt zelfs de locale stinkkaas met appelstroop goed eetbaar.

Vreemde loperij over zo'n Formule 1 parcours. Doe mij toch maar bos....

http://www.lesquatrecimes.be/



donderdag 11 november 2010

Uitwaaien

Soms is lopen in de stad leuk...

Storm op komst

Avond weer en midweeks. De meteo voorspelt storm. Tijd voor een strandprobeersel. De grote parkeerplaats tussen Duindorp en het strand is verlaten, op een Poolse auto met draaiende motor na. Mijn fietsje blijft alleen achter in de koude slagregen in het donker op het laatste stuk beton voor het zand. Ik hoor de golfslag en voel de harde wind.

Via Duindorp loop ik een duinpad op, het stadslicht blijft bij de huizen en het is even wennen aan het donker. Het asfaltpad heeft op veel plekken verradelijke gaten, merk ik het eerste kwartier. Links van me nu een oranje gloed van de stad, onheilspellend, alsof het brandt in de verte. Rechts van me zie ik eindelijk de zee. Nou ja, ik zie een witte schuimstrip kolkend af en aan bewegen en mijn brein vertaalt dat naar ruig op het strand spoelend zeewater. Verderweg richting Engeland een bont schouwspel van allerlei soorten kunstlicht van schepen en een booreiland. Heel ver vooruit, ver voorbij Kijkduin, de lichten van het industriegebied bij Hoek van Holland. De wind beukt, op sommige hoge plekken in het geduinte voelt het alsof ik word opgetild door de wind. Inmiddels geen regen meer, de regenjas kan in de rugzak. Ideale omstandigheden om weer eens gas te geven, dat is lang geleden. De duintjes zijn net hoog genoeg om even helemaal buiten adem te raken als ik versnel. De wind waait mijn zweet uit mijn katoenen shirt, zijn plastieke broertje ligt in Belgie, voor het echte werk. Eigenlijk is het zo koud niet, denk ik. Of loop ik morgen toch weer te snotteren? Een andere loper komt me tegemoet. Vreemde gewaarwording, ik kan zijn gezicht niet zien, hoewel hij me op twee meter passeert. Dan schrik ik. De loper heeft iets bij zich dat tussen ons door schiet. 'Heeeee!' schreeuw ik in de wind. 'Een hond'. En weg zijn ze.

Af en toe kruist iets zwarts het pad vlak voor me. Als ik na een klein half uur weer in de bewoonde wereld ben, zie ik in het felle schijnsel van een paar grote zoeklichten van een duinhotel 23 konijnen op een grasveld zitten. Dat waren natuurlijk die zwarte dingen voor me op het pad. Echte haagse strandkonijnen...

Ik overweeg terug te lopen via het strand. Toch maar niet, beslis ik als ik naar de vloedlijn ben afgedaald. De wind is hier echt onprettig en koud, en ik zie niet waar het zand loopbaar is. Dan bieden de duinen toch meer comfort. Dikke klodders zeeschuim kletsen in mijn rug als ik terugloop de duinen in. Op voor mijn gevoel hoge snelheid stoom ik terug richting Scheveningen, naar mijn fiets. Bij de laatste strandafslag duik ik toch weer even naar beneden het strand op. Ik wil gewoon even zien en voelen wat er gebeurt. De strandtenten zijn weggehaald. Diepe sporen met dik profiel in het zand. Geen volk. Ik haal mijn regenjas weer tevoorschijn en ik drapeer die om mijn hals. De laatste kilometer is het ploegen richting Scheveningen. Het schuim in het donker is fascinerend. De witte blubberlaag heeft een ander bewegingsritme dan de golfslag. Als de golf in het zand bijt, glijdt de schuimlaag nog even door, voortgeblazen door de wind. Als ik bij mijn fiets kom is de wind wat gaan liggen. Ik zie wolken en sterren boven me. Op hoogte waait het stevig. Boven Rotterdam ergens is een klein scherp maantje opgekomen. En niet ver van mijn fiets draait de motor van de Poolse auto nog steeds. Ik neem aan de de bewoners van de auto dronken hun roes uitslapen...

zaterdag 6 november 2010

zwart wit

voor Han...

Avontuur met Piet

De roze balletten lijken dan passé hier in de Bels, maar de modderballetten zijn dat zeker niet. Als een ware John Deer 4x4 ploeg ik door de zware bagger naar boven, op een onbekend nieuw stuk parcours ergens far north east. Het betere crossterrein, tussen de diep uitgesneden wielsporen van de 4x4, gevuld met een onbestemd vochtig laagje, en het betere klei en glijwerk, omheind met een gemeen laaghangend electrocutielijntje, bedoeld om de wilde varkens op afstand te houden. Ik ben duidelijk niet het enige zwijn op stap in deze contreien.

Mijn deze week weer eens gewassen broek is terug bij af. Het heeft weinig zin om dat textiel aan een wasmachine toe te vertrouwen onder deze omstandigheden. Daar slijt het maar van...

Twee fermiers die nog aan het werk zijn met hun ‘New Holland’ kijken me wat verstoord en opstandig aan. ‘Wat mot die vent met zijn strakke pakkie in onze modder?’, denk ik dat ze denken. Ik groet ze en loop snel door. Je weet het niet hier in Wallonië. Nooit treuzelen. Ik weet niet zeker of ik wel op het goede spoor zit en echt veel daglicht is er niet meer. Tien minuten later kom ik op een Y-splitsing die ik herken, van een paar weken geleden met Henry, die zondag zijn New Yorkse beer wil gaan villen. Prettig idee om te weten waar ik zit, want mijn poten beginnen pijn te doen. Als ik de bagger achter me laat en een stukje asfalt tegenkom ga ik even een minuutje wandelen. Mijn bovenbenen apprecieren de geste, de afgelopen kilometers waren vet en zwaar. Dan Crupet, het voelt weer als een thuiswedstrijd. Alleen het holle weggetje nog en het klimmetje naar Durnal als zurige stijgers en daarna een half uurtje naar beneden...

Als ik de afdaling inzet, aardig gesloopt inmiddels, krijg ik gezelschap. Een enthousiaste border collie vindt het reuze gezellig dat er iets modderigs langsrent. ‘Piet’ - ik kon zo snel geen andere naam voor hem verzinnen- besluit mee te rennen. Na vijf minuten draaft Piet nog steeds rondjes om me heen. Ik zie hem niet meer altijd even goed, want Piet is meer zwart dan wit en het is inmiddels best wel donker geworden. Ik roep Piet tot de orde en stuur hem naar huis. Dat is beter voor ons beiden. Maar Piet begrijpt me niet helemaal, zelfs niet als ik hem met Pierre aanspreek. Hij begint vooral heel heftig te kwispelstaarten als ik tegen hem praat. Nou ja, Piet blijft. Weer een kwartier later probeer ik het nog eens, maar ik heb er weinig vertrouwen meer in dat Piet zelfstandig besluit om door het donkere bos helemaal in zijn eentje terug te draven naar Durnal. Uiteindelijk volgt Piet me tot thuis.

Nicole is blij verrast met mijn nieuwe vriend en besluit dat Piet nu van ons is. Eerlijk gevonden en hij stond niet op slot. We hebben een hond! Drie minuten later bedenken we dat het toch maar beter is om Piet in de auto te laden en uit te gaan zoeken waar hij woont. Als we na een klein zoektochtje Piets huis in Durnal vinden, zien we de schommel en glijbaan in zijn tuin staan. Ik denk dat een paar kinders erg blij zijn dat Piet weer thuis is...

http://www.runmap.net/route/748415





zaterdag 30 oktober 2010

Kerstbier!


Op zoek naar het ultieme rondje in de buurt, deel 1...

Nova Wallonia

Het is mooi, vlagen neerdwarrelende helgele en bronsrode blaadjes. Het uiteenvallen in rood zwart en geel staat symbool voor een staat in verval... Mooi ook het laatste zomertijdlicht. Even nog een blauwluchtige namiddag. Bij de brouwer de eerste kerstbieren van dit jaar gekocht. Christmas beer, in goed Frans. Een aanrader, raad ik mezelf aan...

Nicole arriveert om één minuut voor vier. Haar rode vuurflitsen aan en op weg! We gaan op zoek naar de GR 126. Op de kaart vond ik sporen van deze route, die vermoedelijk ergens tussen Godinne en Houx loopt. We warmen op via Vernatte en Mont, de eerste helling. Nic op kop, ik tuf er wat achteraan. Inmiddels een jachtkalender op internet gevonden. Dat maakt routeplanning wat makkelijker. In de verte wordt geschoten, maar wij laveren moeiteloos tussen de boze 'chasse a battue' aankondigingen voor morgen door. Hier nabij Tricointe is het oppassen voor de jagers. Dit jachtdomein wordt leeggeschoten door hoge heren uit BRX en omgeving...

Na een klein uur kruisen we de GR. Volgens mijn berekeningen gaat het naar rechts richting Namen en links richting Dinant. We nemen de zuidelijke optie en volgen de weg via het gehuchtje Tricointe naar Evrehailles. De Bocq over het plateau op. Voor de verandering de Gayolle eens niet via het asfalt, maar in een rechte lijn naar boven door het bos, deels via het waterleidingbedrijf (vivaqua) tracé. Het laatste stuk gaat zo steil naar boven dat ik bijna naar mijn ijsbijlen grijp. Het is meer 'drytooling' dan hardlopen. Blij dat het de afgelopen dagen droog is geweest, anders was het een glijbaan geworden. Behoorlijk zweten dus, en een mooi moment om de theorie van Gi over trailvoeding bergop te testen. 'Bergop gaat het langzamer dus kun je beter je voer verteren', luidt deel één van die theorie. En 'winegumes glijden lekker weg en bevatten veel koolhydraten', aldus een van zijn zijtheorietjes. We testen of Hema winegums de theorie onderbouwen. Qua smaak vind ik ze niet optimaal, maar ze glijden inderdaad makkelijk weg, geholpen door de zwaartekracht op deze glijhelling door het bos. We testen er gelijk maar een handjevol.

Boven een waanzinnig uitzicht over de Naamse hardsteenmijn, waarlangs we naar boven zijn komen lopen. Een bizar industrieeel panorama met een gelig randje herfstkleuren. Dan passeert onze GR Evrehailles op weg naar de kasteelruines van Poilvache. Best handig, niet nadenken over de route die je neemt, maar een beetje schaapachtig de rood witte markeringen volgen. Een vorm van gecontroleerd dwalen eigenlijk. Bij Poilvache dalen we steil af naar Houx aan de Maas. Ik ben een beetje verbaasd dat we de GR kunnen blijven volgen tot Blocmont, tot de plek waar we afgelopen zondag eindigde na ons verdwaalavontuurtje vanaf Montaigle. Ik krijg een lumineus idee voor een nieuw rondje waarbij twee stukken verschillende GR aan elkaar te koppelen zijn, een rondje van chateau naar ruine naar chateau naar ruine. Een afstand van rond de 20 mijl, een goed voornemen om dit soort mooie routes in mijlen uit te drukken, kun je in ieder geval rond de 20 blijven. Ook qua 'denivellé' vast een aardig rondje. Toch maar eens snel met Chouchou overleggen...

In Blocmont moet ik even bijkomen. De motor hapert. Nog wat winegumes en een paar slokken water. De schemer zet in, nog een klein half uur voor de boeg, schat ik. Als we weer vlot zijn getrokken en wat tempo maken, draait Nicole beter dan ik. Misschien toch een ander merk winegums uitproberen? Vlak voor de hoofdlamp zou moeten worden ontstoken kruisen we onze beek. Thuis is op loopafstand...

http://www.runmap.net/route/742179




donderdag 28 oktober 2010

Achter de duinen

urban...

Stadsrennerij

Het is regenachtig, de woensdagavond is net gevallen, voelbaar. Mijn lijf wil lopen, mijn hoofd volgt. Ik neem een rugzakje mee en een extra fleece. Gek idee, stadsrennerij in Den Haag. Ik fiets een stukje naar het Vredespaleis, sluit mijn fiets af en haal de kerstverlichting van de rugzak. Het loopt vreemd. In het donker, op de tast. De paden waarover ik loop zijn geasfalteerd, geen zicht nodig. Ik kruis een weg. Een auto stopt niet voor mij. Ik ben op mijn hoede. In het Scheveningse Woud dat ik volgens mij doorkruis waart een schemerig licht. Dwaallicht van omtrekkende snelwegen en sportvelden, blijkt al snel. Ik loop wat rondjes, zinloos, doelloos, wezenloos. Nepnatuur in een stadscorset. Een vierdubbele asfaltvlakte voor me, vol verkeer, geen idee waar ik ben. Ik vind rechts van me een tunnel, herken aan de andere kant Holland op zijn smalst, Madurodam. Weer iets verder duik ik onder een regeringsgebouw van Verkeer en Waterstaat, volgens mij, erachter een villawijk, half verlicht, nog steeds een luxe loopondergrond, wat hard. Dan stijgt het, eindelijk wat weerstand. Ik lijk over een soort verdwaalde duin te rennen, zoek het hoogste punt op en daal af naar zo laag mogelijk, om daarna de bult een paar keer van meerdere kanten te nemen, hard naar boven, dribbelen naar beneden. De donkerte met stadslicht went, de ondergrond blijft saai, de stad te aanwezig. Ik keer terug naar Madurodam en de bosschages erachter en loop de laatste paar honderd meter rustig uit. Vreemde ervaring, zoveel asfalt bij elkaar. Ingeperkte bomen, speeltuinhindernissen die wippen, schommelen en glijden, hondepoepzones en verradelijke stoepranden. Dit is ook lopen, lijkt het, maar ik weet niet of dit voor herhaling vatbaar is...

maandag 25 oktober 2010

GRRR

Met de club op stap

Verloren

Daar lopen ze, de dikke billen, de scheve pas, de hinkepoot, de koukleum, de tenenloopster, de Marathonman met veel moed en steeds minder pijn. Chouchou klaagt, hij hapert, zegt hij. Het spoor langs, de tunnel door, op weg naar Montaigle, mooi tafereel, ruig ruinekasteel. Foto nemen, groepsfotodecor! Tijd voor een pint, denk ik, maar die moet nog even wachten. Dan de modder, eindelijk. Het stijgt in het bos naar boven toe. José doet stoer, hijgt in mijn nek, maar hij wordt merkbaar ouder. Als hij bijna bij me is versnel ik een beetje. ‘Merde’, hoor ik verstikt achter me. ‘De Hollander heeft getraind.’ Aan de rand van het bos wachten we de kudde op, ik loop door, intervallend de laatste resten stijging op en weer terug. En weer bergop. En weer terug. Als vijf minuten later de schaapjes weer bij elkaar zijn begin ik mijn bovenbenen te voelen. Goede training dus. Ik verbaas me over de achterwerken en looptechnieken van de dames achterin het veld. Het verbaast me steeds weer. De eendenpassen van de een, de tenenloperij van de ander. Maar ook het betere hindenlopen van Bèrgere. Wat een sprongkracht, mooi om naar te kijken! Ze loopt naast de Marathonman, die inmiddels toch weer vecht voor zijn kilometers. Bergop moeten ze allemaal niet. Voelbare weerstand. Protest. Bij het monument van de gesneuvelde oorlogsfransen splitsen we op. De grote meute heeft zijn dikke sportuur er weer zowat opzitten en gaat terug het dal in van Montaigle.

Met Nicole en Chouchou ga ik door. Een boogje erbij via Anhée aan de Maas, is het plan. ‘...almaar de GR volgen’, vang ik in een flard op, als José Chouchou uitlegt hoe we moeten lopen. Geen kaart nodig, denk ik. Rood/wit vinden we wel, en in het oosten ligt de Maas, die is niet te missen. Het gaat als een tierelier. Ik wil kilometers maken. Dat is een gevoel dat even is weggeweest. Het is fris maar de lucht is blauw en het zonlicht strak. Draafweer! Een half uur verder strikt Chouchou zijn schoen en blijft even achter. Nicole heeft het roodwitte spoorvolgen in de smiezen en ligt ergens voorop. Ik zit tussen de twee in, nadat ik ben gestopt om mijn blaas te legen. Een onbestemde tijd zijn we elkaar kwijt, maar op een open stuk door het veld zie ik een geel clubjasje achter me en eentje voor me. Als we een heel end verder flink vertragen op een hobbelig grasveld komen we weer bij elkaar. Philippe kijkt wat bezorgd naar een verwaterd printje van de route die we zouden lopen. Geen idee waar we zitten, eigenlijk. Nou ja, links is de Maas... We gaan naar de twee uur toe, zegt mijn horloge. Nog steeds maakt de GR geen aanstalte om naar de Maas af te zakken. We besluiten met zijn drieën democratisch dat we verdwaald zijn en dat we naar een oplossing moeten zoeken. De Maas! Naar links. Na een steile afdaling zie en hoor ik het verkeer in het dal. Een begraafplaats. ‘Oh Shit!’ roept Chouchou. Dat betekent dat we zo ongeveer in Dinant zijn. Negen kilometer nog van de auto. Misschien is het een snellere optie om de Maas over te steken en via de Leffe abdij het plateau op te gaan, en dan afsteken naar Evrehailles, de thuisbasis. Maas, sluis, oversteek, Delhaize, Leffe abdij, Leffe carrière, GR. Nicole haakt af. Moe. We lopen door: Zware modderbaletten achter de mooi ferme, en wéér verdwaald, minder erg dan net, maar toch. Dan haalt Nicole ons weer in. Waar die de kracht nog vandaan haalt.... Chouchou zegt dat hij het weer herkent. Ver naar Chateau de Blocqmont kan het niet meer zijn. José is inmiddels door Chouchou via de gsm op de hoogte gesteld van onze dwaaltocht en onze clubbaas komt niet meer bij van het lachen. Hij stelt voor ons te komen oppikken, hij begrijpt wel waar wij ongeveer het bos uitkomen en op het asfalt zijn onze kanariegelejasjes sneller te vinden dan in het bos. Even later stopt de zilveren BMW van José. We stappen in, traintaxi. Chouchou ontdopt drie pinten en we heffen de fles op José. Die rijdt, drinkt niet en lacht. ‘Dat krijg je van je getrain, Hollander’, denkt hij.

zaterdag 16 oktober 2010

Allez Henry!

Terra incognita

Soulmates
Henry moet New York en de marathon. Niet handig met twee recent geopereerde benen en nog meer malheur. Maar hij moet kilometers maken. Op vrijdagmiddag gaat hij mee met ons. Chouchou, ik en Nicole wachten hem op. Met een pijn vertrokken grimas stapt hij van zijn scootertje. Dat begint goed. Dan de modder in. Het bos helt, Henry verkrampt, nu al, nog een paar uur te gaan.

Hard gaat het niet. Henry hapert, Nicole is ook niet helemaal warm, Chouchou tuft lekker door. Iedere helling verder is een kruistocht voor de Marathonman. No pain no gain, maar zoveel pijn lijkt me geen goede voorbereiding. We zijn ver van Bauche en erg hard gaat het niet. Henry hangt al een tijdje tegen afhaken aan. Er is alleen weinig af te haken hier. We zijn te ver van huis. We stoppen een minuutje onder een kruisbeeldje. Jezus knikt met een blik van verstandhouding naar Henry. Soulmates. Als we doorgaan doe ik mijn lamp aan. Dat helpt. Na een lange afdaling over een veldweg ben ik Henry achter me kwijt. Ik loop een stuk terug, op zoek naar zijn licht. Al snel zie ik twee lampjes uit een bosje komen. Het gaat nauwelijks nog vooruit. Henry kreunt, geeft op. Zijn lijf weigert. We spreken af dat hij via het asfalt via Crupet naar Bauche loopt, de directe weg, nog een kilometer of vier. Met zijn drieen lopen we ons voorgenomen rondje verder, via het kasteel van Ronchinne, een stuk hoger. Bijna boven valt Nicole om. Zij heeft geen licht. Onhandig in deze duisternis, het pad is niet makkelijk, licht geen luxe. Haar kuiten verkrampen. In het laatste stuk naar boven blijft Nicole in het midden van onze lichtbundels. Ronchinne is magisch verlicht, duisternis met een mistige voorbode van regen. Nu alleen nog Vernatte. Het is maar goed dat Henry voor de veilige optie ging. Na een laatste zweetpartij keren we Vernatte de rug toe, vinden de bewoonde wereld terug in Bauche en Henry bij zijn scooter.

http://www.runmap.net/route/731482#lat=50.36386&lng=4.95552&zoom=12&type=1

vrijdag 8 oktober 2010

sunset

Het liep

Licht

We lopen voor de zon uit. Nicole met nieuwe schoenen voorop. 't Gaat te hard', 'Wat?' 'TE HARD!' van start. Het zal de herfst zijn. Prachtig mooie rode bomen, veeg licht, fraaie schijnsels, de dag neemt af.

De helling op naar Dorinne, Nicole tempert snelheid. De zon haalt haar in. Ik ook. We trekken door. Het bos uit, asfalt naar beneden en weer naar boven. De zon zakt. Dan de holle weg met losse keien naar boven, low speed, no speed, Nicole wandelt verder, te steil. Het pad is bezaaid met een tapijt van herfstbladeren in alle kleuren. Een plateau verder heel veel uitzicht in het laatste tegenlicht. Het bos weer in, Nicole naar links naar huis, en ik weer naar boven. Naast mij doemt even een ruiter op, sprint voorbij. Zijn knol dan. Ik loop langs het terrein van de grote paardenboerderij. Het duistert in het bos, een minuut of tien, mijn ogen moeten even wennen. Ik ruik zwammen, een vochtig woud, zoete geuren van afstervende natuur. Ik mis een zijspoor richting Crupet, hoor links van mij iets groots, iets wilds. Het springt de opkomende duisternis in. Een alternatief pad, een beetje creatief en gezocht. Het pad stopt, ik ga door. Hinkstapsprong naar beneden, veel bos blijft aan me kleven. Dan Crupet toch, asfalt. Een stevig klimmetje verder door naar Ronchinne, dan de makkelijke optie via het karrespoor nu toch maar. Een knie protesteert wat. Het wordt moe. Twee uur twintig zegt het horloge. Tijd om terug te keren. Afdalen langs het bord Acces Interdit, niet origineel, verboden toegang. En ik had ook al drie keer 'Chasse' genegeerd. Ze jagen ook altijd op de verkeerde momenten, kan ik daar wat aan doen? De zon slaapt nu, de duisternis dient zich aan. In laat schijnsel loop ik door Bauche, het stationnetje, de hond die aan het gas moet, het laatste asfalt, het chateau, het modderige pad naar huis. Tis weer gedaan, het licht stopt er nu definitief mee.

http://www.runmap.net/route/724642

maandag 4 oktober 2010

Enkel

Na scheefwonen nu ook scheeflopen

Scheef

Het loopt scheef en stinkt al na vijf minuten naar uitgezwete afgestorven ziektekiemen. Geen best begin. Na tien minuten ben ik halfwarm. Ongeconcentreerd stoeit mijn voet met een kiezel. Mijn enkel zwabbert. Ik zak door het omknikkende gewricht. Vooroverduikend weet ik de enkel voor groot malheur te behoeden. Een vloek, die poot doet even flink pijn. Ik sta op en hink een paar stappen, de pijn ebt snel weg. Even twijfel, omkeren? Onbestendig. Ik weeg wat en wik. Inmiddels loopt het eigenlijk wel weer. Op een lekker steil stukje wordt het lijf warm en na een klein uur doet t helemaal wat ik wil. Het zweet met bakken, een exodus van ziektekiemen. De zigzag naar beneden rennen is lol. Ik loop nog eens naar boven en zigzag opnieuw naar Bauche. Mooi wat hoogte pakken, ach wat heet, laagte.

Beneden wacht Chouchou. Hem opwarmen de andere kant het plateau op. Best stevig, en Chou chou moet altijd hard, koud of niet. Dan loopt t weer scheef. Scheef naar benee, en weer scheef naar boven. Het gaat echt met vlagen vandaag. Hoe schever hoe vlager. Op een onmogelijk stuk tussen een hek, een hellinkje, brandnetelvelden en een kudde opgejaagde schapen, houd ik het voor gezien. Genoeg scheefheid voor vandaag. Mijn hoofd is klaar.

Bizarre ontmoeting tussen scheefheden. Ik loop naar huis, de lamp gaat aan, het werd toch nog laat. Thuis is Nicole niet ongerust, tot mijn verbazing. Mijn enkel is nog dun, maar ik ben kapot. 's Ochtends zwelt de enkel wat en ik spoel het weg met koud water. Twintig scheve kilometers lijken een goed medicijn voor een butse enkel.

http://www.runmap.net/route/718241#lat=50.29554&lng=5.04307&zoom=14&type=2.

zaterdag 25 september 2010

back home


Herfst, blaadjes, modder, regen, potkachels

S goe

Nieuwe schoenen uitproberen. Echte modderschoenen. Na een kilometer kom ik Philippe tegen. Ik deel met hem de roes van herinneringen aan Italie. Chouchou (Philippe) glimt van pret. Ook hij heeft nummer 58 gevolgd via internet. Dochter Loulou trappelt wat van onrust, ze is net uit school. Chouchou moet ook lopen, vindt hij. Lekker de regen in. We doen Vernatte, hijgend als ouwe stoomketels, en na die twintig procent gelijk warm. Verder. Glimmende schoenen schreeuwen om modder. Krijg in het uur dat volgt voor het eerst het gevoel dat dit terrein met deze schoenen beter te doen is dan ongeschoeid. Zou het dan toch echt zin hebben, die pantoffels?

We houden het kort. Alleen stijgen of dalen, en de schoenen krijgen de modderdoop waar ze naar verlangden. Ik geniet. Heerlijk om in een miezerregentje dit met elkaar te delen. We praten over onze eigen course vorige week en natuurlijk veel over Italie. Mooi. Vriendschap.

Als derde klimmetje de Gayolle. Chouchou slikt even. Helemaal naar boven? Ook het laatste stuk? Ja! Bijna boven beginnen wat restjes Italiaanse spierpijn op te spelen. Tijd om aan te zetten. Waar een wil is...

Thuis giet ik een emmer warm water over me heen. Luxe, de kachel brandt weer, en er is dus weer warm water. Lekker. Winter.

Geloof dat mijn eigen kachel ook weer brandt. Nog vol van de giganten, ontmoetingen in Italie, de bergen, de sfeer, de waanzin. Op naar verder!

dinsdag 21 september 2010

Aosta

Leuke vakantiebesteding: reporter op hoogte

Tout ici est geant

Het is nog donker. Half wakker loop ik door vochtig gras van de tent naar de auto. Nicole blijft lekker nog een paar uur liggen. Mijn kleren aan, de rugzak, lamp, sokken, fleece, chaos, shirt. Weet ik het. Man, wat wordt er hier in de bergen vroeg gelopen! In de sporthal naast onze tent strompelen stinkende hardlopers met blaren op hun poten van de afgelopen tweehonderd kilometer langs tafels vol kazen, yoghurt, koekjes, koffie, brood, fruit en nog veel meer. Ik zie er wat vers uit voor de bedienende vrijwilligers in paarse shirts, maar krijg met liefde een grote bak koffie. Daar is Gi! Heeft een paar uur geslapen. Dat werd tijd, na twee en een half etmaal lopen... Veel zeggen we niet. Op pad!

Ik loop als verslaglegger van de Tor des Geants een dag mee met Gideon Zadoks, de Nederlandse deelnemer aan deze ultratrail van 330 km/24000 D+ in het Aostadal.

In de duisternis zoeken we de gele markers. We lopen, rennen dan wat, lopen weer. Het is merkbaar dat Gi al heel wat hoogtemeters achter de rug heeft. Het tempo is er wat uit. Dan gaat het eindelijk stevig bergop. Hier loopt het eigenlijk nog best wel door. Na een uur of wat een hutje, warme thee en tijdcheck. Gi heeft een polsband die regelmatig door een scanner wordt gehaald onderweg. Langzaam wordt het licht. In een blauwig schijnsel zie ik op een paar kilometer afstand de Dufourspitze met wat hoge broertjes uit het Monte Rosa massief. Spectaculair. In stief tempo kachelen we een meter of duizend naar boven, ik begin er zowaar zin in te krijgen. We halen lopers in. Dit lukt me wel, zo hard mogelijk naar boven lopen. Rennen is geen optie. Te steil, niet renbaar. Op de col haalt Gi me in. Als een dwaas rent hij naar beneden. Ik volg hem zo goed en kwaad als dat gaat. Zigzag gaat het naar beneden. Springend over grote blokken. In een couloirtje is een paar meter kabel gespannen aan een paar boorhaken, om het pad enigszins af te zekeren. Gi springt als een jonge ibex het couloir in, ik blijf mijn best doen om zonder serieuze bloedvergieten te volgen. Ik herinner me zijn wedstrijdstrategie: Naar beneden toe kun je tijd pakken, naar boven toe kost dat veel te veel energie, zeker als het een wedstrijd over een hoop kilometers is. Dit lijkt me er zo één...
Ongelooflijk dat dit wezen al bezig is aan zijn derde etmaal van deze veldslag. Zelf loop ik voortdurend achter de feiten aan. Als het niet achter de gele vlaggetjes is dan is het wel achter rugnummer 58 aan.
We passeren een gehuchtje houten hutten tegen de berghelling geplakt. Er hangt een zomers kerstsfeertje. De tijd stond hier eeuwen stil. Een ravito. Een pijl wijst ons een houten huis in. De trap op. Gi wordt uitgelezen en ingevoerd. Ik zwaai wat met een perskaart. Giornalista! Dan eten. Ham van de koe, alpenkaas, brood, thee, koffie, een banaan. En door gaat het, de andere kant het huis uit, een steegje in, het dorp uit de helling weer op. Markers volgen. Stuk skipiste af, pad weer naar boven, en weer naar beneden. Iedere keer weer omschakelen. ‘Montagne russe’, noemt Gi het. We vinden er geen Nederlands woord voor. Ik vind het maar vermoeiend. Mijn waterzak raakt langzaam leeg halverwege de afdaling. Twee liter verzwolgen in een uur of vier. We gaan richting de helft voor vandaag. Mijn helft dan. Voor 58 is het een opwarmertje. In het dal een dorpje met asfalt en alpenhuizen met garaniums in bakken. Foto! Weer een ravito met tijdscheck. Gi gaat goed! Plek 35 of zoiets, voor wat het betekent. De ronde uitlopen is belangrijker dan de klassering, volgens Gi. Ik zeg ja natuurlijk, maar ik ben best trots op hem, kleine laaglander tussen al dat alpengeweld.
Inmiddels snap ik de bedoeling: Na een afdaling moet je de berg weer op. Weer een smal pad waarbij het van tijd tot tijd even klunen is. We stijgen in twee uur weer naar 2800 meter, de tweede keer vandaag. Onderweg geniet ik van een roodkleurend keteldalletje. Gi ziet het allang niet meer. Boven de boomgrens is het happen naar lucht. We gaan toch net iets sneller dan relaxed en zijn iets van een uur of zeven onderweg, misschien ook wel acht, weet ik het? Best veel voor mijn doen. Zo hard werkt een schrijver nooit. Halverwege de berg een filmploeg bestaande uit één man, in de buurt van een hutje. Hij registreert alles wat Gi doet. Zijn zak tegen de muur, thee inschenken. Even achterover leunen, de routeschetsen bestuderen. Daarna snel weer door naar de col. Zuurstofschaarste. Gi draaft weer naar beneden. Ik twijfel, ik piep: wacht! Kunnen we niet gewoon lopen naar beneden? Geen antwoord. Ik probeer te rennen, maar mijn dijbenen protesteren. Twaalfhonderd meter lager is de volgende base vita. Daar komt Nicole naartoe met de auto. Daar ben ik een kleine veertig kilometer verder dan vanochtend. Daar zal Gi even rusten om alléén verder te gaan, de nacht in, nog meer dan een etmaal. Ach, wat zeur ik, nog een een uurtje te gaan. ‘Je wist toch dat het vandaag nog pijn ging doen’, zegt Gi, als ik hem met een grote krachtsinspanning heb bijgehaald een kwartier later. De Matterhorn verschijnt in beeld. Waanzinnig! Deze natuur dwingt diepe respect af. Gi ook! Alles hier eigenlijk. Wat zeur ik over pijn? Ik dwing mijn poten om door te lopen. Met de minuut meer protest van mijn lijf. Er komt geen water meer uit mijn zuigbuis. Totale ellende. Ik sta even stil om mijn spieren te masseren, ik kan mijn dijbenen nauwelijks nog dirigeren, zoiets heb ik nog nooit meegemaakt! Wankelend kom ik weer in beweging. Ik zie diep onder mij nog iets dat op een spoor van Gi lijkt. Ik neem aan dat het nog een paar honderd meter afdalen is en ik besluit het rustig aan te wandelen. Maar dat gaat natuurlijk ook niet meer. Het is hollen of stilstaan. Hollen dan maar weer. En stilstaan. Pijn. Dorst. Vechten. Even nog. Het dorp, een sporthal, behangen met TDG banners. Applaus, voor een renner die vóór mij binnenloopt. Ik neem het in ontvangst als ware het voor mij. Met mijn perskaart zwaaiend loop ik de hal in. Binnen zoek ik Gi. Die zit al lang en breed achter een bord pasta met bier. Veel zegt hij niet. Autist.

Twee uur later loopt Gi de zaal uit, om met de paar laatste uur daglicht de volgende helling weer op te klimmen. Klaar voor weer een lange nacht, zeker twaalf uur naar de volgende base vita. Wat een tocht!

Een kleine tien uur, een kleine veertig kilometer, een kleine 3000 hoogtemeters maakte ik deel uit van dit gigantische verhaal. Tout ici est geant, zegt de schoonmoeder van Renaud een stoere Brusselaar. Ze vat dit gebeuren in vier woorden samen.

woensdag 8 september 2010

Voor TDG


Voorbereiden op toeschouwen van de Tor des Geants (ver, bar en hoog)

De week voor Italië
Spannend. Drooglopen. Vereist wat voorbereidingen om Gi te vinden en bij te houden tijdens zijn Calvaire, volgende week. Warme jas, extra onderbroek, batterijen voor koplamp, blok lood in rugzak voor wat stabiliteit...
Auto huren, tickets uitprinten, spullen kopen, organisatie stalken voor perskaarten. Een heel gedoe voor zo’n bergrennerij. En ik krijg er geeneens een mooie zonnige dag voor terug. Het grootste deel van mijn tripje gaat des nachts plaatshebben. Het kriebelt van spanning. Deze momenten zijn waarschijnlijk veel leuker dan het lopen zelf. Zal wel weer bloed en blaren zweten worden.

Ter renvoorbereiding ligt het even stil. Beter voor de poten, en er is toch geen tijd voor. Anderzijds voelt het al snel alsof je dagen niets gedaan hebt. Dat gebeurt al na twee dagen, om precies te zijn. Potje fietsen dan maar vanavond. Is ook iets met hoge hartslag. Dan in het weekend nog wat bergop doen. Al dat strand op blote voeten is natuurlijk wel romantisch, maar het zet geen zoden aan de dijk. Ach, het belangrijkste is volgens mij dat ik er opeens weer echt heel hard zin in heb. Daar wil ik gaarne een nachtje vakantie voor opofferen. En Gi kost het vier nachten, best veel voor iemand die van zijn nachtrust houdt.

maandag 6 september 2010

ITGWO

Weer eens een ander strand...

Op Vlieland
Naar het westen rent een man, het strand af de zee in. Land houdt op, een witte vlakte zeegroen golvend. De zee trekt zich terug, de man rent door. Meters, kilometers verder naar het westen. Dan waait wind. Eerst een stuk mee, oostenwind. Tot na een tijd de man draait, zijn rug keert naar het westen. Dan waait wind tegen. Tegenwind. Eenvoud. Zon, wind, wapperende kuif, blote tenen, harde zandplaat, schelpen. De man ziet voetsporen. De zijnen. Geen mens, een man. De zee, het zand, kilometers.

maandag 23 augustus 2010

Vocht, verlies

Loopweekend met mixed feelings, 24 k, 12 k, heet, benauwd

Tegenkracht

Noem het tegenkracht. Tegenwind bij windstilte. Zo voelde het een beetje. Iets gaat vanaf de eerste stappen niet zoals gepland en bedoeld. Tussen Den Haag en Katwijk. Misschien waren het de hitte en de benauwdheid. Misschien een periodiek dipje. Misschien nog wat vermoeidheid van afgelopen tijd. Feit is dat het hét niet was. Stroef beginnen, opstroeven, doorstroeven. En er niet uit uitkomen.

Ik moet toegeven dat Nederlandse loperijen me nooit echt geboeid hebben, behalve als ik met mijn blote voeten het zeewater kan beroeren. Te lang achter elkaar één richting op. En om in de zon die niet stond ingepland een lang end te gaan draven was wellicht wat onhandig. Nou ja. Zoiets noem je dan maar een training. Is het nog ergens goed voor. Weten we dat ook weer.

Twee dagen later ging het beter. Nieuwe parcoursen verkennen, het plateau op naar het zuiden, richting de Maas. België dus. Dat scheelt alvast weer. De mannen van de club komen me uitdagen. ‘Huh! Die trail is niet helemaal gelukt hè?’ Onderhuids sarcasme. Gelukkig is dat bij Belgen niet zo hard. Licht gekrenkte egootje wellicht.


Ik loop soepeler dan twee dagen geleden, niet hard, voel mijn enkel nauwelijks over de soms toch moeilijke ondergrond. Ik klets met Henry. Die probeert er nog van te maken wat er van te maken valt. Voelt zich slecht, acht kilo zwaarder. Zijn vrouw voelt zich nog zwaarder en beroerder. Maar New York nadert. Er moet nog stevig getraind. Ze zetten door. Berangère zie ik lopen. Zij springt een beetje als een hinde. Een soort zweefpas. Mooi om te zien, maar het lijkt me energievretend. Het omgekeerde van Chi-running, zeg maar. Het is benauwd, geen fijn renweer. 'Laf weer', zou Siem zeggen. Beter bos in de zomer. Koeler, meer zuurstof en schaduw. We naderen het dorp. De haantjes van de club trekken nog een sprintje. Ik pas, te warm. Ben wel weer blij zo.

woensdag 18 augustus 2010

woensdagmiddag aan t strand

Vlaklopen, zand

Blauw

Het eerste stuk vanaf de strandtent waar ik start is listig. Het zand lijkt hard en goed renbaar, maar dat is het niet. Het kost me veel energie. De nieuwe fysio heeft mijn been blauw bestickerd. Ik ga testen of de tape het houdt in de zee. Na een tijdje is het zand prettiger geworden en loopt het soepeler. Ik zoek op de brede zandplaat een paar minuten het water op. De tape lijkt te houden. Het water is redelijk in beweging, het ebt weg. De zee is groen en schuimt, de lucht loodgrijs. Het waait. Niet heel hard, laten we zeggen dat het uitwaait. Kwallen drijven dood aan land. Ze liggen als blauwgeleiige molshoopjes op het zand, in alle maten. Een stuk verder op het strand een zwerm bonte zeekippen. Zwarte, bruine, witte... Meest meeuwen. Apart van de zwerm staan drie Jan van Genten, gekke beesten, onwennig, verdwaald. De meeste vogels waggelen -verstoord door mijn geren- wat aan de kant. De Jan van Genten vliegen weg. Ik zie en voel snel waarom de vogels daar bivakkeren. Er is net een lading verse schelpen aangespoeld. Veel mosselen, een feestmaal. Blij dat ik geen vogel ben. Al dat zand in je vreten... tussen de schelpen zit veel scherps, voel ik. Dat komt vast door die vogels, die de schelpen op hun kant leggen, waardoor ik op de gekartelde schelpenranden stap. Het masseert.

Ik zie in de verte de bouwsels van Kijkduin, ik ben nu goed warm. Dat duurt lang op zo’n vlak stuk. Er is weinig volk. Een vrouw kijkt naar de zee, aan de rand tot waar de golven komen. Ik denk dat ze verdrietig is. Relatie gesneuveld, ouder overleden. Of ontslagen. Of psychotisch. Of aan het uitwaaien. Dat kan ook nog met dit weer. Kijkduin. Tijd over. Ik loop door. Hard strand, schelpenloos en niet eens kwallen. Een groepje serieuze volwassenen in gesprek, ernstig. Wandelaars. Op woensdagmiddag? De hoofdman is ook op blote voeten, herkenning... Collega’s in training.

Het is tijd. Ik keer om, zelfde parcours, andere kant op. Ik loop een minuutje voluit, vermoeiend. En dan een stuk langzaam. Dat herhaal ik een paar keer. Buiten adem. Zo! Sloof ik me ook eens uit. Intervallen, heet dat. Geloof ik. Volgens het boekje.

Zo’n uurtje strand is snel om op deze manier. Net een soort samenvatting van een uitgebreide strandwandeling. Compact luchten. Zonder warme chocolademelk en appeltaart (hmm lekker!). Jammer.

zondag 8 augustus 2010

Voor de val

Mislukte aanval op eigen afstandsrecord: hoogmoed

Heur
Prima weer. Dat was het niet. Het startpunt een kasteeltje, mooi. Weinig deelnemers, een stuk of 150. Een welhaast intiem sfeertje. Relaxed wegdribbelen na de start. Een kilometer of wat over asfalt, dat dan weer wel. Hier in Charleroi geen trailpuristen. Wel zo luxe eigenlijk. We happen kilometers door vergane boomoverwoekerde industriële glorie van Wallonië, een cursusje geschiedenis trekt aan ons voorbij. Ik vergeet dat het ver is, krijg er zin in. Zoveel werkloosheid om me heen en ik een beetje rennen, gek idee. Ik zie een dame voor me aan wie Laaglandrenbladen artikelen wijden. Dat doen ze alleen als je een aardig potje kan rennen. Ook dat vergeet ik even. We kletsen wat. Dan rent ze gelukkig hard weg, naar beneden, beter voor mij.

Wat verder word ik opeens langzaam best moe. Na hoeveel kilometer weet ik niet, ze deden niet aan bordjes met het aantal gelopen kilometers, dat hoort niet bij dit soort stoere hardloperij. Het zal een uur of twee na de start zijn geweest. Opeens voel ik dat ik allerlei lichaamsdelen heb. Een rug, bovenbenen, enkels. Meestal sta ik daar niet stil bij maar vandaag wel. Ik overweeg mijn schoenen uit te trekken. Om een daad te stellen. Om mezelf aan het schrikken te maken. Ik doe het toch maar niet. Ik ken mezelf. Trek ik mijn schoenen uit en loop ik er rustig nog een paar uur mee door.... Ik loop toch maar geschoeid door. Soepel gaat het niet echt meer. We zijn ruim drie uur onderweg. Iemand beweert dat we 28 kilometer hebben gelopen. Dat is de helft, schrik ik! Ik knak. Mentaal dan. Niet bij stilgestaan dat je na zolang pas wel eens halfweegs kan zijn. Ze zouden de helft van 56 op iets van 19 moeten bepalen. Dat is veel humaner.

Ik knak dus. Ga er pardoes van wandelen. Geen marathon voor mij vandaag, bepaal ik binnen seconden. Laat staan meer. Vanaf dat moment ben ik helemaal gelukkig. Ik ontwikkel een nieuw aangepast strijdplan. Ik stap uit na de eerste ronde van 36 (of 39). Dan passeren we het kasteeltje weer. Das ver genoeg om een pint te hebben verdiend. Ik ren weer van genoegen over mijn strategisch vernuft. Ha, het is opeens bijna gedaan. Nou ja, bijna. Het ruime uur dat volgt kost me veel energie. Ik heb het zwaar. Ik dribbel wat naar beneden, word veel ingehaald. Mijn enkel doet pijn. Dan loop ik weer een stuk. Ik kom een aantal dode lijken tegen. Praat met ze. Enkelen komen tot leven. Mensen aan het eind van hun ding. Het voelt comfortabel. Zij zijn verrotter dan ik. Wat een lijkenlucht dat laatste half uur. Niet meer kunnen en dan toch doorgaan. Daar zit iets tegenstrijdigs in. Uiteindelijk de meet dan toch. Of ik niet toch doorga 20 km? Even nog twijfel ik. Even dan. Want 2o km is echt nog een heel stuk verder dan de auto. Het is klaar. Ik kan dit niet. Blijven oefenen!

Wat me in verslagjes van anderen dan opvalt zijn omschrijvingen als een mooie trail, mooi landschap en meer van dat soort loftuitingen. Ik zie vooral uitgemergelde lopers, een afstervende streek, bijna het armste gebied van Europa, vergane glorie. Wat me aan natuur opviel waren vooral de hoeveelheden paddestoelen die wij lopers hadden omgehakt. Schimmel en rotting. En ik vind dat nog boeiend ook. Ik ben toch geen misanthroop aan het worden?

woensdag 4 augustus 2010

Voor Heur

Nog vier dagen...

Lang en klein

Ik tel dagen af. Zondag betreed ik nieuw terrein. Meer stappen achter elkaar dan ooit hiervoor. Verder, langer. Veel verder, veel langer. Ik bedenk wat dat kan betekenen. Meer spierpijn? Meer honger onderweg? Moet ik eten onderweg, en wat dan? Koekjes of van die snickerachtigen bevallen nooit zo bij inspanning. Een banaan wel, maar om nou op bananen te gaan? Een droge worst? Een rijpe avocado, misschien. Dat plamuurt lekker. Beetje zout en peper erop, wat olie.... Wordt wel een prakje in de rugzak, maar alles zal wel een prakje worden. Hersens, spieren, maag, enkels.

Het is ultra-bekend, aan gene zijde van wat ik ken. Wat zei Gideon ook al weer? ‘Niet in afstand denken. Tijd is je vriend, niet een vijand waartegen je strijdt. Het is leuk om te doen. Dus hoe langer het duurt, hoe groter de fun.’ Mooie gedachte, hoop dat het werkt. Niet te hard van start gaan, in de verste verte niet in de buurt komen van mijn grenzen. Gereserveerd lopen, krachten sparen, het lijf voeden en laven, leegte in mijn hoofd, niet denken.


Ik denk terug aan Battice, Gougnies, Ohm. Mijn enige ervaringen boven de drie uur. Na een kilometer of dertig word je gewoon heel erg moe. En heuveltjes zijn killers, als ze wat langer duren. ‘Tijd win je in de afdaling, niet bij het stijgen’. Maar dat is net mijn zwakte, afdalen. Twijfels, onbekend terrein.

Misschien moet ik me focussen op het nieuwe, het frisse. Onbevangen alles op me af laten komen met een minimale strategie. 10 uur doen over 56 km is wandelen. Dat moet wel sneller. 7 uur is een mooie tijd, en alleen als het stijgen meevalt een theoretisch haalbare tijd. Ik denk dat er pas na het eerste rondje van 35 iets over te zeggen valt. Stiekem denk ik toch weer in tijden. De eindstreep halen is het hoofddoel. Dat eerste rondje moet ik zonder schade zien te overbruggen. Geen gels tot dat punt. Bananen en water de eerste uren en misschien wat van die mueslibar achtigen. Van tevoren yoghurt met paardenvoer, dat werkte de laatste keer ook aardig.

Verder klein worden. Weinig plek innemen. De kern overeind houden en meer niet. Respect voor de wedstrijd. Het zal vooral toch een strijd met mezelf worden. Iedere stap is er weer een.

Zo wat lopen. Strand, blote voeten door het water. Kop in de regen. Kleiner worden!

woensdag 28 juli 2010

wedstrijdje

L’Ardennaise, Louette Saint Pierre, 24 juillet 2010, 22,8 km

Loin et lourd

Des pas durs, un curé ivre, un péquèt a la pomme et Flash paralisé par la fièvre. Voilá, les ingrédients principales de L’Ardennaise 2010.

Au depart rôdait un type avec une jupe de curé, qui controlait avec tout son énergie l’état de la pompe de bière du bar. Il jouait tellement bien son role, que on dirait que c’etait un vrai curé...

L’ardennaise était un defi d’été sur un beau parcours, on l’admet volontièrement, mais avec un denivelé respectable, lis presque ‘trail’, et un ‘track’ qui nous menait des kilomètres sur de l’herbe et cailloux. Quel horreur! Un semi- marathon costaud, alors. Pas le moment idéal pour Flash a essayer s’il etait aussi vite que d’habitude sur ‘sa’ distance, avec un handicap. Amaury avait passé une nuit de fièvre, nous avouait-il avant le départ. On croyait d’abord que c’était un tactique de compétition, mais a mi-course il était clair que le jeun’homme soufrait vraiment...

C’était le moment que Philippe prenait le tête de course dans une descente féroce. Le malin... Je ne lui ai plus revu que juste avant la dernière côte, qui était tellement cher, qu’on a du marcher, plus questión de courir...

A la fin de ce côte - ‘assasin’ on servait un péquèt, comme a Erpent cet hiver, qui goutait comme la victoire, sachant qu’on était a 500 metres de l’arrivée. Passant le tapis rouge à (presque) km 23 je voyais qu’on terminait la course presqu’ensemble, Amaury, avec un petit sprint à la fin, Philippe, content que cette agonie se terminait, et moi, tout à fait d’accord avec Philippe.

Nicole passait l’arrivée dix minutes plus tard, mais se sentait pas tellement affectée par la course que nous. Plutot inspirée. De la manière que le lendemain, Nicole courait son boucle d’entrainement, tandis que Philippe et moi nous discutions nos petits ennuis d’hier sans bouger un doigt, et Flash ronflait gai dans son lit pour passer de nouveau un jour de fièvre...

Alors les mecs: il faut considerer un peu cette stratégie de femme: on perd des minutes pendant la compétition, pour gagner des heures le lendemain!

roest

16 juli, Bocq (25 k)

Industrial running


Ik ben ruim twee uur onderweg en heb net Philippe en Nicole opgepikt voor een stevige trainingsronde. Gerommel in de lucht, voor ons, gedonder. Het lijkt op een nabije toekomst met bliksem en stevige regen. Vijf minuten later barst het los. Geheel onprettig is het niet, we zijn toch al nat van het zweet. Het is al de hele dag behoorlijk warm, al is het geen 30 graden meer, zoals de vorige week. Ik trek mijn shirt uit, vanwege een schurende tepel, en we rennen door. We kunnen kiezen: naar beneden over een steil keienpad of een afdaling door kniehoog gras, lekker zompig met dit weer. Beide geen prettige vooruitzichten. Philippe oppert een derde mogelijkheid. Als we nog een stuk stijgen komen we uit bij een gite, en vandaar moet het mogelijk zijn om door een steengroeve af te dalen.

We kijken Nicole even aan. De keuze is snel gemaakt, het wordt de steengroeve. Zeiknat komen we boven bij de gite aan. Philippe zoekt een weg door een veldje naar iets wat erachter ligt. We passeren een paar waarschuwingsborden met ‘Danger!’ en ‘Explosives!’, boeiende lectuur. Aan het einde van het veld gaapt een groot gat in de horizon. De wereld lijkt hier opeens op te houden. We staan boven een enorme afgrond, schuin links onder ons steekt een tachtig meter hoge plaat Naamse hardsteen uit het dal naar boven en wat er direct onder ons gebeurt is vanaf de plek waar we staan niet precies te zien. Schuin beneden ons zien we een soort maanlandschap, met een doolhof aan brede rijbanen voor bulldozers en zware roestige 6x6 kiepwagens. Helemaal beneden zie ik de bovenste helft van een jacobsladder uitsteken. Verder veel boeiend roest. Het is vrijdagavond, er wordt niet meer gewerkt in de mijn.

Het is alsof een reusachtig monster hier een hap uit het heuvellandschap heeft genomen, het levert gemengde gevoelens op. Aan de ene kant is het een lelijk stuk landschapsverwoesting. Natuurschoon is hier opgeofferd uit economische overwegingen. Aan de andere kant heeft menselijk ingrijpen hier een imponerend industrieel landschap opgeleverd.

We zijn er alle drie van onder de indruk en blijven in de nog steeds stromende regen even staan om het schouwspel op ons in te laten werken. Dan beginnen we aan de afdaling over de brede grindbanen. Het is een heel gepuzzel om de juiste weg te vinden in dit labyrinth. Een paar keer loopt het spoor dood op een afgrond en moeten we terug omhoog naar de laatste afslag om een andere optie te testen. Dan breekt de zon door achter ons en zien we beneden in het dal een bijna ronde regenboog verschijnen. Stralen regenwater spoelen nog steeds het zweet van onze smoelen, en wat we waarnemen is moeilijk in woorden te vatten. Inmiddels zijn we een aardig eind de mijn in afgedaald. Philippe vraagt ons later of we ook de draden in de rotsen hebben gezien, die nodig zijn voor de ontsteking van de dynamiet... Ik heb ze gemist. Helaas, want deze kennisname zou ik graag in mijn cv hebben opgenomen... Ik had meer oog voor de aanzwellende stroom naast me. De bakken regenwater zoeken een weg naar beneden en vormen een kolkende massa modderwater. We springen er regelmatig overheen op ons pad naar beneden. Diep in het dal aangekomen is de regenboog verdwenen en ook de regen houdt het voor gezien. De laatste paar honderd meter lopen we door het wagenpark en groot materieel van de mijn naar de uitgang.

Aan de overkant van de weg gaat het mijnlandschap door. We passeren een steenzagerij waar blokken steen van een paar kuub langzaam in plakken worden gezaagd. Om ons heen liggen heuvels ‘zaagafval’, grote steenhompen die gebroken zijn bij het zagen. Ruwe steen met één gladde kant. Nicole kijkt haar ogen uit, haar steenhouwershart slaat een paar slagen over. We klunen een stukje langs het hek en vervolgen onze weg via het asfalt weer naar boven, de Gayolle op, die steil naar Evrehailles kronkelt. Maar bij mij wil het niet meer echt. Ik ben kapot na bijna drie uur, maar ook onder de indruk van dit staaltje industrial running, dat ongepland ons pad kruiste...



Running route 595709 - powered by Runmap 

hot

11 juli 2010, Purnode, 30+ graden, 25+ km

Wat heet

Terug uit een heet Spanje, in Belgie is het even warm, maar de lucht is zwaarder. Net als in Spanje besluiten we in de vroege ochtend te gaan rennen. Zeven uur op, koffie drinken en op pad! Het is zondag en vanavond spelen Nederland en Spanje een belangrijke pot voetbal.

Ik plan een rondje van anderhalf uur in tot Evrehailles, waar we de renclub ontmoeten om half tien. De eerste kilometers zijn relatief koel. Het is vroeg en de koelte van de onweersbuien van vannacht hangt nog even in het dal. Daarbij geeft de Bocq wat extra koelte. Na Bauche klimmen we het dal uit via Vernatte, met de steile klim komt de zon en de eerste hitteslag! Bij de hereboerderij Vernatte baden we in het zweet. Dan een kleine afdaling, door het gras. Mijn schoenen en sokken vullen zich als sponzen met water. Nu is echt alles nat. Na nog wat gedaal en geklim en daarna nog een stevige klim komen we aan de overkant van de helling van Vernatte via Tricointe en de brug over de Bocq op het plateau van Evrehailles. Bij het dorp aangekomen lopen we naar het clubhuis, waar nog niemand is. Ik besluit nog een rondje door het dorp te doen om niet teveel af te koelen. Als om half tien een uitgedund clubje aan de start staat voor een rondje door het dal, heb ik de nieuwe rode rugzak met twee liter water al redelijk getest: Hij volstaat.

We dalen af het dal in en lopen achter langs ons huis en de camping ons oude rondje naar Chanssin, een voormalig stationnetje richting Spontin. Onderweg klaagt Philippe over blaren die hij de dag ervoor had opgelopen op een ‘tapis’, een loopband waar hij zich op blote voeten had gewaagd. Blootvoeterij zal nooit zijn discipline worden! Amaury verzwikt zijn enkel over een kei en de twee dames die ons sinds het clubhuis volgen hebben zichtbaar zwaar te lijden van de hitte. Bij de Chanssin wacht Mumu ons op met haar autootje. Ze heeft water meegenomen en wacht ons hoofdschuddend op. ‘Trop chaud’, verzucht ze. ‘Vous etes fous.’ ‘Het is veel te warm om te lopen en jullie zijn gek.’ Inmiddels hebben Amaury en Philippe besloten dat ze het hierbij laten en terugkeren met Mumu. Ook de beide dames onderzoeken de auto en vragen of ze mee mogen. Nicole twijfelt. Twintig kilometers in die hitte zijn mooi zat, denkt ze. En er is plek voor zes in de auto, met een beetje beleid. Ik zie er geen heil in om ook de auto in te gaan. Ik ben ook nog niet helemaal klaar vandaag, voel ik. Terug naar huis is 5 km, door het dal. Verder naar Philippe, waar de apero staat gepland, is nog tien minuten extra. Ik zie ze daar wel, deel ik mee, giet nog wat water in de rugzak en hobbel door. Het is elf uur en heet, bos of geen bos, Bocq of geen Bocq. De extra liter water is op voor ik weer thuis ben. Hard gaat het niet meer, maar ik krijg langzaam het gevoel dat afstand, tijd en temperatuur er minder toe doen als je er mentaal klaar voor bent.

Thuis doe ik mijn nog steeds doorweekte schoenen uit om ze in de zon te laten drogen. Ik drink nog een flinke slok water en wandel op blote voeten door naar Philippe. De ongeveer 7 km van Chanssin naar Bauche leg ik af in 50 minuten, geen toptijd. Maar het totaal van vandaag komt op een uur of vier, een paar minipauzes incluis, toch een mooie afzienpartij. Dat wordt bij Philippe beloond met twee Jupilers en chips, een ideaal ontbijt na zo’n tochtje. Tijdens de voetballerij die avond heb ik hoofdpijn...

strand

t Wilde lopen...

Het is warm en woensdag. Een mooi moment om halfweeks wat te draven aan de rand van Nederland. We fietsen naar de haven van Scheveningen en parkeren onze vehikels op steenworp afstand van de windmolen. We laten wat kledingstukken achter bij een strandtent en vertrekken, twee straten van Duindorp door, de duinen in. Het voelt erg stads hier en het lopen gaat stroef, duin op en af over half vergane asfaltfietspaadjes. Paar keer links, paar keer rechts, schelpentracks en wat zand. We worden ingehaald door een cohort strak voor zich uitkijkende leden van een lokaal renclubje. Hun run lijkt niet voor fun, gezien de spanning op hun tronies. Vast voor iets extreems aan het afzientrainen. En door draaft het! Nicole probeert ze bij te houden, maar houdt daarmee op als ik protesteer! Het gaat wel hard genoeg zo, zegt mijn onderstel. Na een minuut of twintig gaat het een beetje beter lopen. Mooi spektakel als we een duintje opravotten en aan de horizon veel zee en schepen zien langsdrijven. Meer naar links is een hotel in Kijkduin te zien. Originele buurtnamen aan het Haagse strand, Duindorp, Kijkduin... Zelfs voor een Haags wezen nog wel te begrijpen. Het wemelt in het geduinte van losse en georganiseerde lopers. Begrijpelijk, want het is hier voor stadse begrippen prettig zweten. Geen uitlaatgassen en aardige vergezichten, als je het loopvolk een beetje wegdenkt.

En dan komt deel twee van onze sportieve escapade. Na een minuut of veertig ronden we een hotel in Kijkduin en dalen we af naar het strand. Mijn schoenen gaan uit en ik ploeg in een rechte lijn door het rulle strandzand naar de vloedlijn. Na tien meter halfharde zandplaat probeer ik het water uit. Het is welhaast opwindend om honderden meters parallel aan het strand net door het water te lopen, ik voel me weer een jongetje die met zijn laarsjes aan door een waterplas spletst: splash splash splash. Het is vloed, het water komt op sommige plekken dicht bij de duinen. Op een paar plekken is er weinig zand en veel schelpen. Het klinkt alsof mijn voeten voorzichtig een glasbak aanstampen, een luidruchtig gekraak van het verpletteren van de verlaten huisjes van ’s lands fruits de mer. Een stukje strandblubber dient zich aan: tot over mijn enkels trekt het modderzand me richting het centrum van de aarde, voor mijn gevoel. Als ik naar mijn voeten kijk, blijkt het allemaal wel mee te vallen, maar ik ben blij als de zware meters weer overgaan in een wat wijdsere vlakte. Nicole trekt ook haar schoenen uit om wat blotevoetenmeters te maken. Het gaat wat langzamer over de schelpen, ze heeft last van haar eeltarmoede. Na weer een stuk loop ik me vast. Ik had de waterlijn aanhouden en werd ingesloten door een watergeul en de zee. Het strand legt een keus op: terug of het water! Ik stap in het water dat tot mijn knieen komt. Spannend draven zo, ik voel me een zeepaard. De windmolen is ons inmiddels genaderd. Slechts een laatste strandtent en een lage duin scheiden ons van onze fietsen. We zijgen neer op het terras van de strandtent.

We ergeren ons een kwartier aan de jongetjes die zeer inefficient ijs en blikjes verkopen. Tussen ons en de ondergaande zon zit een vrouw, die zo uitpuilt, dat een burka haar niet zou misstaan... Hoogste tijd om terug te keren naar de stad.