zondag 8 augustus 2010

Voor de val

Mislukte aanval op eigen afstandsrecord: hoogmoed

Heur
Prima weer. Dat was het niet. Het startpunt een kasteeltje, mooi. Weinig deelnemers, een stuk of 150. Een welhaast intiem sfeertje. Relaxed wegdribbelen na de start. Een kilometer of wat over asfalt, dat dan weer wel. Hier in Charleroi geen trailpuristen. Wel zo luxe eigenlijk. We happen kilometers door vergane boomoverwoekerde industriƫle glorie van Walloniƫ, een cursusje geschiedenis trekt aan ons voorbij. Ik vergeet dat het ver is, krijg er zin in. Zoveel werkloosheid om me heen en ik een beetje rennen, gek idee. Ik zie een dame voor me aan wie Laaglandrenbladen artikelen wijden. Dat doen ze alleen als je een aardig potje kan rennen. Ook dat vergeet ik even. We kletsen wat. Dan rent ze gelukkig hard weg, naar beneden, beter voor mij.

Wat verder word ik opeens langzaam best moe. Na hoeveel kilometer weet ik niet, ze deden niet aan bordjes met het aantal gelopen kilometers, dat hoort niet bij dit soort stoere hardloperij. Het zal een uur of twee na de start zijn geweest. Opeens voel ik dat ik allerlei lichaamsdelen heb. Een rug, bovenbenen, enkels. Meestal sta ik daar niet stil bij maar vandaag wel. Ik overweeg mijn schoenen uit te trekken. Om een daad te stellen. Om mezelf aan het schrikken te maken. Ik doe het toch maar niet. Ik ken mezelf. Trek ik mijn schoenen uit en loop ik er rustig nog een paar uur mee door.... Ik loop toch maar geschoeid door. Soepel gaat het niet echt meer. We zijn ruim drie uur onderweg. Iemand beweert dat we 28 kilometer hebben gelopen. Dat is de helft, schrik ik! Ik knak. Mentaal dan. Niet bij stilgestaan dat je na zolang pas wel eens halfweegs kan zijn. Ze zouden de helft van 56 op iets van 19 moeten bepalen. Dat is veel humaner.

Ik knak dus. Ga er pardoes van wandelen. Geen marathon voor mij vandaag, bepaal ik binnen seconden. Laat staan meer. Vanaf dat moment ben ik helemaal gelukkig. Ik ontwikkel een nieuw aangepast strijdplan. Ik stap uit na de eerste ronde van 36 (of 39). Dan passeren we het kasteeltje weer. Das ver genoeg om een pint te hebben verdiend. Ik ren weer van genoegen over mijn strategisch vernuft. Ha, het is opeens bijna gedaan. Nou ja, bijna. Het ruime uur dat volgt kost me veel energie. Ik heb het zwaar. Ik dribbel wat naar beneden, word veel ingehaald. Mijn enkel doet pijn. Dan loop ik weer een stuk. Ik kom een aantal dode lijken tegen. Praat met ze. Enkelen komen tot leven. Mensen aan het eind van hun ding. Het voelt comfortabel. Zij zijn verrotter dan ik. Wat een lijkenlucht dat laatste half uur. Niet meer kunnen en dan toch doorgaan. Daar zit iets tegenstrijdigs in. Uiteindelijk de meet dan toch. Of ik niet toch doorga 20 km? Even nog twijfel ik. Even dan. Want 2o km is echt nog een heel stuk verder dan de auto. Het is klaar. Ik kan dit niet. Blijven oefenen!

Wat me in verslagjes van anderen dan opvalt zijn omschrijvingen als een mooie trail, mooi landschap en meer van dat soort loftuitingen. Ik zie vooral uitgemergelde lopers, een afstervende streek, bijna het armste gebied van Europa, vergane glorie. Wat me aan natuur opviel waren vooral de hoeveelheden paddestoelen die wij lopers hadden omgehakt. Schimmel en rotting. En ik vind dat nog boeiend ook. Ik ben toch geen misanthroop aan het worden?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten