dinsdag 21 september 2010

Aosta

Leuke vakantiebesteding: reporter op hoogte

Tout ici est geant

Het is nog donker. Half wakker loop ik door vochtig gras van de tent naar de auto. Nicole blijft lekker nog een paar uur liggen. Mijn kleren aan, de rugzak, lamp, sokken, fleece, chaos, shirt. Weet ik het. Man, wat wordt er hier in de bergen vroeg gelopen! In de sporthal naast onze tent strompelen stinkende hardlopers met blaren op hun poten van de afgelopen tweehonderd kilometer langs tafels vol kazen, yoghurt, koekjes, koffie, brood, fruit en nog veel meer. Ik zie er wat vers uit voor de bedienende vrijwilligers in paarse shirts, maar krijg met liefde een grote bak koffie. Daar is Gi! Heeft een paar uur geslapen. Dat werd tijd, na twee en een half etmaal lopen... Veel zeggen we niet. Op pad!

Ik loop als verslaglegger van de Tor des Geants een dag mee met Gideon Zadoks, de Nederlandse deelnemer aan deze ultratrail van 330 km/24000 D+ in het Aostadal.

In de duisternis zoeken we de gele markers. We lopen, rennen dan wat, lopen weer. Het is merkbaar dat Gi al heel wat hoogtemeters achter de rug heeft. Het tempo is er wat uit. Dan gaat het eindelijk stevig bergop. Hier loopt het eigenlijk nog best wel door. Na een uur of wat een hutje, warme thee en tijdcheck. Gi heeft een polsband die regelmatig door een scanner wordt gehaald onderweg. Langzaam wordt het licht. In een blauwig schijnsel zie ik op een paar kilometer afstand de Dufourspitze met wat hoge broertjes uit het Monte Rosa massief. Spectaculair. In stief tempo kachelen we een meter of duizend naar boven, ik begin er zowaar zin in te krijgen. We halen lopers in. Dit lukt me wel, zo hard mogelijk naar boven lopen. Rennen is geen optie. Te steil, niet renbaar. Op de col haalt Gi me in. Als een dwaas rent hij naar beneden. Ik volg hem zo goed en kwaad als dat gaat. Zigzag gaat het naar beneden. Springend over grote blokken. In een couloirtje is een paar meter kabel gespannen aan een paar boorhaken, om het pad enigszins af te zekeren. Gi springt als een jonge ibex het couloir in, ik blijf mijn best doen om zonder serieuze bloedvergieten te volgen. Ik herinner me zijn wedstrijdstrategie: Naar beneden toe kun je tijd pakken, naar boven toe kost dat veel te veel energie, zeker als het een wedstrijd over een hoop kilometers is. Dit lijkt me er zo één...
Ongelooflijk dat dit wezen al bezig is aan zijn derde etmaal van deze veldslag. Zelf loop ik voortdurend achter de feiten aan. Als het niet achter de gele vlaggetjes is dan is het wel achter rugnummer 58 aan.
We passeren een gehuchtje houten hutten tegen de berghelling geplakt. Er hangt een zomers kerstsfeertje. De tijd stond hier eeuwen stil. Een ravito. Een pijl wijst ons een houten huis in. De trap op. Gi wordt uitgelezen en ingevoerd. Ik zwaai wat met een perskaart. Giornalista! Dan eten. Ham van de koe, alpenkaas, brood, thee, koffie, een banaan. En door gaat het, de andere kant het huis uit, een steegje in, het dorp uit de helling weer op. Markers volgen. Stuk skipiste af, pad weer naar boven, en weer naar beneden. Iedere keer weer omschakelen. ‘Montagne russe’, noemt Gi het. We vinden er geen Nederlands woord voor. Ik vind het maar vermoeiend. Mijn waterzak raakt langzaam leeg halverwege de afdaling. Twee liter verzwolgen in een uur of vier. We gaan richting de helft voor vandaag. Mijn helft dan. Voor 58 is het een opwarmertje. In het dal een dorpje met asfalt en alpenhuizen met garaniums in bakken. Foto! Weer een ravito met tijdscheck. Gi gaat goed! Plek 35 of zoiets, voor wat het betekent. De ronde uitlopen is belangrijker dan de klassering, volgens Gi. Ik zeg ja natuurlijk, maar ik ben best trots op hem, kleine laaglander tussen al dat alpengeweld.
Inmiddels snap ik de bedoeling: Na een afdaling moet je de berg weer op. Weer een smal pad waarbij het van tijd tot tijd even klunen is. We stijgen in twee uur weer naar 2800 meter, de tweede keer vandaag. Onderweg geniet ik van een roodkleurend keteldalletje. Gi ziet het allang niet meer. Boven de boomgrens is het happen naar lucht. We gaan toch net iets sneller dan relaxed en zijn iets van een uur of zeven onderweg, misschien ook wel acht, weet ik het? Best veel voor mijn doen. Zo hard werkt een schrijver nooit. Halverwege de berg een filmploeg bestaande uit één man, in de buurt van een hutje. Hij registreert alles wat Gi doet. Zijn zak tegen de muur, thee inschenken. Even achterover leunen, de routeschetsen bestuderen. Daarna snel weer door naar de col. Zuurstofschaarste. Gi draaft weer naar beneden. Ik twijfel, ik piep: wacht! Kunnen we niet gewoon lopen naar beneden? Geen antwoord. Ik probeer te rennen, maar mijn dijbenen protesteren. Twaalfhonderd meter lager is de volgende base vita. Daar komt Nicole naartoe met de auto. Daar ben ik een kleine veertig kilometer verder dan vanochtend. Daar zal Gi even rusten om alléén verder te gaan, de nacht in, nog meer dan een etmaal. Ach, wat zeur ik, nog een een uurtje te gaan. ‘Je wist toch dat het vandaag nog pijn ging doen’, zegt Gi, als ik hem met een grote krachtsinspanning heb bijgehaald een kwartier later. De Matterhorn verschijnt in beeld. Waanzinnig! Deze natuur dwingt diepe respect af. Gi ook! Alles hier eigenlijk. Wat zeur ik over pijn? Ik dwing mijn poten om door te lopen. Met de minuut meer protest van mijn lijf. Er komt geen water meer uit mijn zuigbuis. Totale ellende. Ik sta even stil om mijn spieren te masseren, ik kan mijn dijbenen nauwelijks nog dirigeren, zoiets heb ik nog nooit meegemaakt! Wankelend kom ik weer in beweging. Ik zie diep onder mij nog iets dat op een spoor van Gi lijkt. Ik neem aan dat het nog een paar honderd meter afdalen is en ik besluit het rustig aan te wandelen. Maar dat gaat natuurlijk ook niet meer. Het is hollen of stilstaan. Hollen dan maar weer. En stilstaan. Pijn. Dorst. Vechten. Even nog. Het dorp, een sporthal, behangen met TDG banners. Applaus, voor een renner die vóór mij binnenloopt. Ik neem het in ontvangst als ware het voor mij. Met mijn perskaart zwaaiend loop ik de hal in. Binnen zoek ik Gi. Die zit al lang en breed achter een bord pasta met bier. Veel zegt hij niet. Autist.

Twee uur later loopt Gi de zaal uit, om met de paar laatste uur daglicht de volgende helling weer op te klimmen. Klaar voor weer een lange nacht, zeker twaalf uur naar de volgende base vita. Wat een tocht!

Een kleine tien uur, een kleine veertig kilometer, een kleine 3000 hoogtemeters maakte ik deel uit van dit gigantische verhaal. Tout ici est geant, zegt de schoonmoeder van Renaud een stoere Brusselaar. Ze vat dit gebeuren in vier woorden samen.

2 opmerkingen:

  1. Je moet wel lijden voor de belangstelling voor je vriend. Mooie impressie. Ik herinner me het indrukwekkend terrein. Ik zag vorige week toch nog luierende robben.

    BeantwoordenVerwijderen