maandag 17 januari 2011

Bruinhemden

Een vruchtbaar relaas...

Modderfactor
De modder is vet. Christian loopt voor me, laverend tussen plassen, een stukje diarree achtige smurrie en glibberige geribbelde en glimmende vruchtbare tractorsporen. En dan heb je ook nog eens hordes wandelaars die hun best doen om overeind te blijven op dit parcours. Na een glijpartij door het veld naar beneden passeren we een moerasbosje en gaat het weer door een nieuw veld naar boven. Gelukkig is mijn tenu niet gewassen na het vorige modderballet twee dagen geleden. Niet zo zinvol.

Net na de bosrand beginnen diverse ingewikkelde prikkeldraadversperringen. Ik zie er twee, maar mis bij het passeren van een groepje wandelaars een derde valstrik, een los stuk gekringeld roestig prikkeldraad. Het bijt zich in mijn kuit vast als een hongerige pittbull. Schud- en trekwerk in looppas heeft geen bevrijdend effect en daarom stop ik toch even om me van het gerafelde schroot te ontdoen. Mijn strakke broek is gehavend en in mijn kuit zie ik een paar gaatjes. Levensgevaarlijk, die veldloopjes.

Boven bij de eerste huizen van Dinant wacht ik op de rest van de meute, die wat tijd neemt voor de zweetpartij op de eerste hellinkjes. Vrij snel al zie ik Nicole arriveren, die strak naar boven koerst. She’s back in bussiness, zo te zien. Het peloton lopers van ons clubje kanaries is hier al aardig uiteengeslagen, dat belooft wat voor het vervolg...

Na een kilometer of vijf sla ik met José en Christian af voor een extra rondje van drie kwartier, de rest van de club blijft het hoofdparcours volgen. Gelijk gaat het tempo omhoog, ik had het kunnen weten. Le vieux loup, José, de oude wolf (64) trekt er flink aan. Het is altijd een testosteronspel met hem. Hij rent als een jekko, ik laat hem begaan. Christian begint achter ons te stomen als een locomotief en verliest terrein. Ik blijf op een paar meter achter de ouwe rot en merk dat dat hem aanspoort om te versnellen. Killer’s instinct.

Vrij snel na de afslag een smal paadje op ontwaren we de wiegende kuiten van een joggende blonde dame voor ons. De weg stijgt. Hoewel José eindelijk wat in begon te houden en Christian ons weer wat genaderd was, werkt het blonde achterwerk als een rode lap op José. Hunter’s instinct. We racen de dame voorbij en ik hoop dat José snel eens gaat instorten, want het begint vermoeiend te worden zo. Eindelijk hapert dan de motor, een kilometer of wat voor we weer op het hoofdparcours aankomen. José trekt toch nog een sprintje en moet dat vrijwel meteen duur bekopen, half kotsend hangend over een Nederlands-talig bordje ‘Weg in slechte staat, keer terug’. “Tu vois, les Flamands viennent nous coloniser”, kreunt hij uit. Ook een zienswijze. Gevoelige materie. Koloniseren of ontwikkelen, het ligt dicht bij elkaar. Even later voegt ook Christian zich bij ons.

De rest van de tocht voert ons weer over een paar wonderschone moddertajecten waar de zwijnen spontaan van zouden gaan glimmen. De wandelaars kiezen voor het grote deel voor de hogere drogere varianten van het stuk bos, bezijden de weg, maar ik merk dat het in het midden van de blubber nog redelijk lopen is. Onder de enkeldiepe laag zachte prut ligt een stevig stenen pad. Veel wandelaars mopperen, maar ik kom steeds meer in mijn element. Ik adviseer een van de mopperaars het eens hardlopend te proberen. Hij kijkt me aan of ik van Mars kom. De laatste twee kilometers vreten we weer asfalt. Na al die modder bijna een verademing.


Terug bij het beginpunt van de wandeltocht is er bier en vreten, maar dat laatste slaan we over. In de auto terug met José vertel ik hem over de Barkley 100. Ik zie hem denken: “Il est fou, ce mec.”






Geen opmerkingen:

Een reactie posten