maandag 31 januari 2011

Zwijnstein

Ben weer op dreef: urenlang ontbijtvrij

Mist

Het mist vlagen, flink bevroren. Op de heuvelrug steekt de zon net boven de bomen uit, alsof de lichte bal aan de toppen zit vastgevroren. Vandaag een exercitie aan de andere kant van de Maas, met de armée jaune, onze club vegetarische bierlopers.

Rouillon ligt er sprookjesachtig bij, ik kan me slechtere plekken bedenken voor een rondje ‘Sept Meuses’, zoals José dat zo mooi had aangekondigd in de maandelijks nieuwsbrief, die zeker vijf keer per jaar verschijnt. Net als vrijdag is het bos een diepvries. Geen zwierige looppassen dus. Meer een soort mijnenveldtraverseerstrategie. Maar het is de moeite waard: nieuwe vergezichten, als de zon het even wint van de mistflarden. Sprookjesachtig, en net iets minder steil dan aan ‘onze’ kant van de Maas.

Halverwege de heuvel ergens op een stuk asfalt in de richting van een gehuchtje lopend ontwaart Nicole in flets gebroken tegenlicht een stuk of tien ontaarde bosvarkens, wat volwassenen spul gevolgd door halfvolwassen biggen. Ze zoeken een plek om het bos in te geraken, maar zitten klem tussen het dorp, het grote dichte hek aan de kant van de weg, en ons, een horde hardlopers. Er rest de dieren na een minuutje zoeken slechts één uitweg: door het schrikdraad het veld in. Een knorrenfamilie op drift.

Boven bij Sept Meuses, een uitzichtpunt waar bij normaal zicht zeven kronkels van de Maas te zien zijn, volgt een desillusie! Ik kan ver onder me niet eens één stukje Maas ontwaren, laat staan nog zes meer. Een dikke plak mist heeft het Maasdal stevig dichtgeplamuurd.

Na een uur en een half zijn we terug bij ons vertrekpunt. Daar staan de autos en de eerste ‘gelen’ zitten alweer achter een verwarmd stuur. Ik ben net lekker warmgedraaid en vraag José naar een mogelijk parcours richting Evrehailles. Mijn vraag activeert de afdeling ‘hardcore’ binnen de gelederen. Stoer kachelen we twee minuten later verder, hardlopend, getooid met petten handschoenen en een rode Rocky lap om het hoofd van Christophe. ‘Als paracommando’s in de Congo’, grap ik. En voor we het weten ontspint zit een heftige discussie over het einde van België. Heb ik weer. We zijn met zijn vijven, een gezellige bende.

Een stuk verder lopen we stug langs een gevaarlijk bord dat een drijfjacht aankondigt. Gelukkig hebben we de zwijnen net de andere kant opgestuurd...
De jagers die we even later tegenkomen mopperen wat over verboden toegangen, maar houden ons niet tegen. Vreemd volk, die jagers.

Ik vergat te ontbijten vanochtend en het is twaalf uur geweest. Honger knaagt. De paar winegums die ik in mijn rugzak opduikel voldoen niet. Als we via de spoorbrug de Maas oversteken voel ik me duizelig, ik probeer me te verbeelden dat mijn lijf overschakelt op verbranding van vetreserves, nadat het avondeten van gisteren is verstookt en misschien ook wel het bier. Loopwetenschappelijk vast onzin allemaal, maar t houdt me op de been. Nog één flinke helling te gaan. De dood of de gladiolen! Ik probeer voordat de energievoorraad helemaal op is snel hoogtemeters te winnen, maar ben dat halverwege weer vergeten, als het allemaal best wel los lijkt te lopen. Over de laatste anderhalve kilometer asfalt sprint ik met Amaury naar de denkbeeldige eindstreep, bij de begraafplaats. De rest vindt het wel goed zo en is allang blij dat de lunch in zicht is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten